Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/181

Deze pagina is proefgelezen

wilde werpen, maar in zijne armen werd opgevangen. »Allereerst vergeef mij mijn schreeuwend onrecht, mijne bitse uitvallen, mijne onbillijke verwijten, mijn boos opzet om u tegen te staan! alles, alles, waardoor ik u gegriefd of vertoornd mag hebben, mijn gebrek aan vertrouwen allermeest, ik heb er innig berouw van, en geene bestraffing zou pijnlijker op mij kunnen inwerken, dan de beschaming, die ik nu gevoel over mijn schrikkelijk ongelijk, mijne ondankbaarheid jegens u; het is onverschoonlijk, en toch zou het misschien verschooning vinden bij u, zoo gij alles wist…"

»Zeg mij dan alles!" sprak de la Rivière zacht, hem nog vaster aan zich sluitende, als vreesde hij hem weer te verliezen.

»Ja, ik wil het, niets zal mij nu weerhouden, maar neem geduld, want ik heb niet zoo haast uitgezegd."

»Zit daar neer, cher enfant!" zeide de la Rivière, minzaam hem naar zijne plaats wijzende.

»Neen, laat me zoo aan uwe zijde staan, gij moogt in mijne oogen lezen, en gij zult zien dat ik nu waar en eerlijk ben, ik was het helaas! zooeven niet; mijne moeder predikt mij omzichtigheid en…"

»Als het de Gravin is, zooals ik begin te vermoeden, Floris! dan is het misschien beter dat gij niet verder gaat," viel de la Rivière in met een diepen zucht.

»Neen, laat me uitspreken; zij moest mij niet opleggen, wat ze weten kon dat me te zwaar zou vallen."

»Zij heeft u opgelegd deze houding tegen mij aan te nemen?" vroeg de la Rivière in de smartelijkste verwondering.

»Neen, dat niet," hervatte Floris schielijk, en alsof hij haast had eene kwade gedachte tegen zijne moeder weg te nemen, »wil niet denken dat zij mij tegen u opzet, integendeel, zij vermaant mij altijd u geloof te geven en te doen wat gij zegt… maar toch,… sommige woorden… zekere wenken en uitdrukkingen in hare brieven… gij verstaat ongelukkig de Duitsche tale niet daarin ze mij schrijft, mijnheer de la Rivière."

»Ongelukkig niet! dat is waar," herhaalde deze met een zucht.

»Met één woord, zij heeft hare groote grieven tegen u."

»Ik begrijp mij dat, ik heb haar teleurgesteld in verwachtingen… die zij zeer ten onrechte op mij heeft gebouwd… ik moet haar gekrenkt hebben zeer tegen mijn wil en wensch, ik wil haar vol-