Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/196

Deze pagina is proefgelezen

die gij met mij deelen zult, dus, overweeg het wel, ik eisch dubbele nauwgezetheid, kalmer berusting in alles wat u niet kan worden gespaard… dat is afgesproken niet waar?"

»Gij zult het zien…"

»Ik zal nog heden aan den Graaf van Culemborg schrijven… en wat u belangt, gij zijt nu in goede termen met den Burgemeester… tracht het daarbij te houden, zooveel het met oprechtheid kan bestaan."

»Ik zou hem wel genegen zijn om zijn goed harte voor mij… zoo hij maar niet zoo stijf stond op zekere poincten."

»Bij voorbeeld?"

»Niets ergert mij meer dan dat hij mij nooit een voet buitenshuis laat zetten tot hier in Leiden toe, dan omstuwd door zooveel personen!… een stoet, die mij prijs geeft aan de nieuwsgierigheid van al de leegloopende Leienaars, en aan ieders hinderlijke aandacht. De poorters gapen mij aan; de kinderen roepen mijn naam uit; de studenten lachen achter mijn rug en keeren zich af; de Heeren van den Magistraat schudden het hoofd en glimlachen, zij vinden het vreemd dat men mij zoo weinig veilig acht in hunne stad; professor Scaliger groet me in de verte en — gaat zijns weegs… en ieder weet dat het hier geene kwestie is van mijn rang… De Graaf van Hanau, die van Nassausch bloed is, gaat alleen over straat!"

»Binnen Leiden en op den helderen dag is die omslag overbodig… dat is zelfs niet eens uit Culemborg voorgeschreven; ik zal mijnheer Alartsz doen verstaan, dat hierna mijn geleide alleen voldoende is… en als ge welhaast de openbare lessen zult waarnemen…"

»Zou dat mogelijk zijn, het was me niet toegezegd!" riep Floris verheugd.

»Ik acht het zóó noodig, dat ik sinds lange daarop aandringe bij den Graaf, en het ook wel zal verkrijgen; in dat geval zijn de Prounincks of Aert Amelisz als vanzelf uwe geleiders! en dan moet u ook eenige ruimte gelaten worden om met de jongelieden van de Hoogeschool om te gaan."

»Dat zal een goede tijd zijn!"

»Maar zoo ver is het nog niet, en daarom als ge heden dat bezoek gaat brengen bij joffer Lantscroon… met Hendrik Prouninck, mag ik immers van de partij zijn?"