Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/213

Deze pagina is proefgelezen

VII.


Het valt ons gemakkelijk te raden wat de Fransche heeren, monsieur de la Rivière te zeggen, of liever te vragen hadden; hij had zich niet spoedig van hen kunnen afmaken, maar toch was alles in goeder minne afgeloopen. Onze edelman, zonder Don Juan te zijn, scheen het geheim te kennen zijne schuldeischers tevreden weg te zenden, schoon niet voldaan. Toch bleef hij zelf nog op zijne kamer in somber gepeins verdiept, waaruit hij echter welhaast werd opgeschrikt, daar de deur met drift wordt opengerukt, door niemand anders dan den Burgemeester in hoogst eigen persoon, die binnentreedt met den driftigen eisch: »Sta me bij met goeden raad, mijnheer! want ik ben in de uiterste desolatie en ik weet niet wat ik beginnen zal!"

»Wat is er nu weer?" vroeg de Gouverneur alleronaangenaamst getroffen, door de inleiding, en zeer weinig gesticht over die bruske stoornis.

»Er is! dat de Graaf alleen is uitgegaan! geheel alleen, en dat ik hem niet heb kunnen tegenhouden."

»Gij zult u vergissen, mijnheer! hij zal uitgegaan zijn met Hendrik Prouninck, zooals de afspraak was… ik had wel de intentie gehad hem te vergezellen, maar… het is in dit singuliere geval verschoonlijk, dat hij niet op mij heeft gewacht."

»Gij zult het ten laatste nog verschoonlijk noemen, dat hij uit het venster springt!" riep de Burgemeester knorrig.

»Dat zou ik allermeest onvoorzichtig noemen," hernam de la Rivière even glimlachend over de kluchtige onderstelling.

»Dat is dan eene onvoorzichtigheid, die hij heeft begaan!" sprak de Burgemeester barsch.

De la Rivière rees op. »Mijnheer de Burgemeester, gij vindt er een zeker genoegen in mij schrik aan te jagen, op mij op zulke wreede wijze aan een verzuim te herinneren; want… ik erken het, ik heb… door mijne eigene zaken afgeleid… mijn pupil een uur aan zich zelven overgelaten…"

»Ik zeg het niet om u te verschrikken, mijnheer! want, ik wil u geruststellen, dat Floris er zonder ongeluk is afgekomen; maar gebeurd is het wat ik u zeg, zóó op bet oogenblik, en gij ziet mij zelf nog trillen van ontroering, na het tooneel dat er is voorgevallen…"