Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/214

Deze pagina is proefgelezen

»Maar hoe kan zoo iets mogelijk zijn!" riep de la Rivière verdrietelijk, »Floris is geen knaap meer, die moedwillige dwaasheden zal plegen en pure perte " in ’t eind, als hij wil uitgaan kan hij den gebruikelijken weg nemen."

»Dat kon hij nu wel niet, want ik had mij voor de deur van zijne kamer geplaatst, om hem het uitgaan te verhinderen."

»’t Is waarlijk te verwonderen dat gij de deur niet gegrendeld hebt," sprak de la Rivière met ironie.

»Dat heb ik gedaan," antwoordde Alartsz naïef, »maar… op hetzelfde oogenblik sloeg hij een vensterraamken open, klom er uit en daalde naar beneden over het uitstekende afdak van de buitengaanderij… met de behendigheid van een lichtmatroos, is ’t geene schande, een erfzoon van Culemborg! — God lof! zonder zich eenigszins te deren. Gij kunt daarom lachen, mijnheer de Gouverneur?"

»Ma foi, mijnheer de Burgemeester, c’est plus fort que moi, als gij mij zulke voorstellingen geeft…"

»Als ge in mijn toestand geweest waart, zoudt ge de scherts wel verleerd hebben; ik stond het aan te zien als verbluft, als wezen loos; het was me of ik de nachtmerrie had, ik kon geen geluid geven, om hulp te roepen, de keel was mij toegenepen…"

»Ik bewonder u, dat gij hem niet gevolgd zijt… langs een anderen weg, altijd…"

»Dat durfde ik niet meer, want terwijl ik daar als een stokbeeld stond, riep hij mij toe: »Waag het niet mij nu te laten volgen, want ik geef u mijn woord dat ik in de buurt blijf, en binnen het half uur terug zal zijn, maar als men mij vervolgd, loop ik zoover als mijne voeten mij dragen kunnen," en hij zou het gedaan hebben, ik ben er zeker van!"

»Mijnheer de Burgemeester gij hebt eene groote onvoorzichtigheid begaan, als ik vreeze," sprak de la Rivière, wiens trekken op nieuw strak en somber waren geworden.

»Met hem niet te laten volgen, meent gij?"

»Och neen!" hernam de Gouverneur wat ongeduldig, »men kan geen wedloop aangaan met den jongen Graaf van Culemborg op de publieke straat, dat spreekt wel vanzelf! maar gij hebt uwe toevlucht genomen tot verkeerde middelen om hem binnen te houden…"

»Gij kunt dat gemakkelijk zeggen, ik had u in mijne plaats willen zien."