Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/217

Deze pagina is proefgelezen

onverwijld ten uitvoer te brengen. Natuurlijk had ik daar bezwaar tegen, ik hield hem voor, dat gij niet in de gelegenheid waart hem te vergezellen, en dat hij geduld moest oefenen, tot gij vrij waart… Hij voegde mij toe, dat gij goed zoudt vinden wat hij meende te doen. Dat is mogelijk, maar ik niet, was mijn antwoord, en ik bood hem mijn geleide aan; hij lachte mij uit in ’t aangezicht, ik begon driftig te worden, hij stoof op, het eene woord bracht het andere uit… ik meende hem te versagen door dreigingen… hij achtte er niet op, werd heftiger, en riep dat hij voortaan alles doen zoude wat hij wilde, dat ik mocht toezien! en zijne muts nemende, wendde hij zich naar de deur; ik mij daartegen gesteld, maar uit vreeze dat hij mij te rap zoude zijn, schoof ik den grendel er op, toen… is gevolgd wat ik u gezegd heb!"

»Eene uitkomst, die zich vooruit berekenen liet, en die gij hebt veroorzaakt, mijnheer!" sprak de la Rivière op een toon van ernstig verwijt.

»Ik zie komen, dat gij uw kweekeling nog gelijk geeft als hij het venster uitspringt!" riep de Burgemeester driftig.

»Ik zie wat anders, mijnheer Alartsz, dat gij uwe achtbaarheid en die autoriteit, die gij nog hieldt op den Graaf, het venster hebt uitgeworpen, en met beide handen nog wel! zoo ’t maar niet teffens de mijne is!"

»Maar man, wat had ik dan anders konnen doen! Ik verwijt u niet, dat gij niet op uw post waart, verwijt mij althans niet dat ik trachtte te waken… in uwe plaats…"

»Er is waken en waken… dit is onraad stichten, en dat noemt gij, geloove ik, procedeeren tot de bewaring van zijn persoon! maar ik zegge u, mijnheer, dat gij procedeert tot het verderf van zijn persoon en naar lijf en ziele beide!"

De Burgemeester, die juist op het punt was om in heftige drift te ontbranden, voelde zich des ondanks zoo overbluft door den toon waarop dit verwijt werd gedaan, en door den blik waarmede het werd begeleid, dat hij in zonderlinge verlegenheid geraakte en uitriep: »Maar hoe kunt ge mij toch de schuld geven, het komt immers alles van zijne weerbarstigheid!"

»Overweeg zelf of dat waarheid is! Gij vermoedt dat de jonk man zich in eene ongemeen opgewondene stemming bevindt; hij heeft moeielijkheid gehad met zijn vriend; hij ontwijkt u,