Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/218

Deze pagina is proefgelezen

waar gij hem aanspreekt; hij trekt zich terug op zijne kamer, om tot zich zelf te komen, om de kalmte te hernemen; wat mensch van rijpen leeftijd heeft niet in zulke oogenblikken be hoefte aan eenzaamheid? In plaats van hem tijd te gunnen om tot bedaren te komen, vervolgt ge hem tot in zijne vrijplaats, windt hem op tot heftiger drift, beleedigt hem en kwetst hem in zijn zelfgevoel door harde woorden en dreigingen, waarvan gij het zoo goed weet als hij zelf, dat gij ze niet ten uitvoer zult leggen, en waar hij ze bespot, zooals daaruit volgen moet, neemt gij uwe toevlucht tot stoffelijken dwang, dien ge niet eens kunt doorzetten! Mijnheer de Burgemeester, als men een jonkman van zeventien jaar onder zulke omstandigheden gaat opsluiten, dan zie men vooral toe op welke verdieping; want dan springt hij het venster uit! dat is met wiskundige zekerheid te berekenen! "

»Ik ben geen wiskundige, mijnheer, en ik ben ook geen opvoeder! dat weet ik wel," sprak de Burgemeester mismoedig, »ik ben een ongelukkig man, die, om zijn meester te dienen, een ambt op zich genomen heeft, waarvoor hij noch lust, noch geschiktheid heeft, en die dag op dag den onzaligen inval verwenscht van zijn Graaf, om aan hem de bewaring van zijn ondeugenden jongen op te dragen:"

»Ik betreur het met u, mijnheer, en in alle oprechtheid, dat de Graaf noodzakelijk heeft geacht u zulken last op te leggen," hervatte de la Rivière zachter en op den toon van medegevoel, »ik weet dat gij dien voor u zelven verzwaart uit groote getrouwheid, maar gij zoudt u dien kunnen verlichten op menigerlei wijze…"

»Hoe toch, mijnheer?" vroeg de Burgemeester opmerkzaam.

»Allereerst, door u zooveel mogelijk simpelijk te bepalen bij het huishoudelijk bestuur, en alle zoodanige aanraking met mijn pupil te vermijden, waardoor gij… in mijne functiën treedt, of waar gij zulke aanraking noodzakelijk acht, althans u te onthouden van uitdrukkingen als die van zooeven. De jonge Graaf is juist genoeg jonkman om ze zeer bijzonder kwetsend te achten, en nog te veel knaap, om ze met lijdzaamheid te kunnen dragen; hij is dus in een hachelijk tijdperk, waarop men vermijden moet zijne harstochtelijkheid op wekken, en waarop men hem moet sparen en den strijd met hem moet ontwijken, als men niet zeker is van besliste meerderheid! "