Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/228

Deze pagina is proefgelezen

samenzijn, daar zou toch altijd gelegenheid wezen om elkander te zien en even te spreken, al ware het alleen maar om hem te zeggen, dat zij deernis had met zijn lot! Hoe zij er toe zou komen, dat wist zij zelve nog niet recht, maar zij wilde Hendrik in den arm nemen, die haar bekend moest maken met de gewoonten van den Graaf, met de uren waarop hij niet van zijne leermeesters was omringd en waarop hij zijne recreatie nam in den tuin, opdat zij het tijdstip van hare komst daarnaar kon regelen.

Dat was uitgevonden door de vlugge verbeelding van het jonge meisje, wier vleugelen zich heenrepten over alle zwarigheden en hindernissen, en onder den indruk van dat samenzijn met Floris, waarbij zij verder werd medegesleept dan zij zelve had gewild; maar toen zij des anderen daags in kalmer beraad hare gedachten liet gaan over de uitvoering van het gemaakte plan, stuitte zij allereerst op bezwaren, die hare jonkvrouwelijke fierheid en kieschheid haar welhaast als onoverkomelijk deden inzien. Hoe! dat wat ze eerst had nagelaten uit zedige schroom, zou ze dan nu doen, omdat er dubbele reden was tot terughouding! Zij, zoo eerlijk, zoo waar in alle hare werken en woorden, zou zij zich, verlagen tot listen en omwegen, en dat ter wille van een jonkman, die… al was hij dan edelman en Graaf, zooveel beter en wijzer niet was dan de jongelieden van haar stand, al scheen hij dan fijner en kiescher in zijne gedragingen jegens de joffers. Inderdaad was hij vrij stouter en meer opdringend geweest, zij kon het zich niet ontveinzen, dan een Simon de Breede of een ander het ooit tegen haar had durven zijn. Hij had haar beloften afgevleid, afgeperst bijna, binnen korte uren samenzijns die geen ander zou hebben verkregen, dan na maanden of jaren van »goede bekendschap," zooals zij zich uitdrukte. De Jonker was, ondanks zijne schijnbare gedweeheid jegens haar, hooghartig en willekeurig; zij meende dat onderkend te hebben uit zijne houding tegen Hendrik Prouninck, en als zij dan nu, om aan zijn wensch te voldoen, zich leende tot iets als eene samenspanning met hem, tegen zijne leermeesters, zou hij er haar niet minder om achten, en zich verbeelden dat hij haar naar zijne hand kon stellen? Die bedenkingen zou zij waarschijnlijk niet hebben gemaakt bij ’t geen zij voor hem begon te voelen, zoo Floris een jonkman van haar stand ware geweest; maar nu kwam de fierheid van het burgermeisje