Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/237

Deze pagina is proefgelezen

min de eenvoudigheid; wij nemen geene bedienden mede, en niemand zal ons vergezellen dan alleen uw zoon, die u representeeren zal!"

»Reizen zonder geleide, zonder kamerdienaar, HIJ!!"

»Op de reize zal hij zich zelven leeren helpen, iets, wat hem hoog noodig is; het past niet voor een jong edelman links en onbeholpen te zijn, zooals hij het hier wordt, waar ieder op zijne wenken past, en op het kasteel van mevrouwe de Mérode zijn bedienden te over!"

»Och Hemel, monsieur de la Rivière, wat is er toch gaande, dat gij, gij alles overziet, alles trotseert, en zooveel op u neemt?" vroeg de Burgemeester in zichtbare onrust.

»De Jonker is ziek naar de ziele, en alleen snelle verplaatsing kan hem genezen."

»Moet ik dàt aan den Graaf van Culemborg melden?" vroeg Alartsz beangstigd.

»Schrijf liever dat ik om overwegende redenen, die ik Zijne Genade later zal opgeven, de uitnoodiging van mevrouwe zijne zuster heb aangenomen, en dat hier niet gedacht wordt op schennis van plicht, noch op overtreding van zijne voorschriften, maar dat ik vrijheid heb gevonden in dezen alleen naar den geest er van te handelen. Het overige zal Monseigneur van mij hooren, zoodra wij te IJselmonde gekomen zijn."

Daarbij bleef het.

Den volgenden dag verspreidde zich het gerucht, dat de jonge Graaf van Culemborg in de vroegte en in alle geheimzinnigheid uit Leiden was vertrokken, zonder ander geleide dan dat van zijn Gouverneur en een leermeester.

Het spreekt vanzelf dat zulk een nieuwtje nogal opzien baarde, en vooral dat er mysterieuse en bezwarende bijgeruchten aan gehecht werden; hoewel de achtergeblevene heeren er vol strekt geen geheim van maakten, dat de jonge Graaf eenige dagen was gaan doorbrengen op het kasteel zijner moei.



VIII.


Men moet niet denken dat Francijntje Lantscroon de executie aan den jongen Graaf zoo koel had voltrokken, als wij dat