Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/240

Deze pagina is proefgelezen

»Mijne moeder zaliger was eene vrome, eenvoudige vrouw, mijnheer, zeer bedrijvig in haar huisgezin, maar zoo ik wel heb niet zeer geoefend in de schrijfkonst; althans zij heeft mij in haar Bijbel leeren lezen, en sommige cantiques in het geheugen geprent. Ziedaar alle mijne studiën in ’t Françoys, erntfeste Heer!"

»Zoo ’t u gelust te er meerdere te maken, biede ik volgaarne mijn dienst aan…"

»Gij, monsieur de la Rivière!" en zij zag hem aan of hij haar een mirakel verkondigde, »dat kan u geen ernst zijn," voegde zij er bij, ongeloovig het hoofd schuddend.

»Dat zoude eene zeer onvoegzame scherts zijn, mejoffer," her vatte hij ernstig, »diergelijke ik mij niet zoude veroorloven tegen u. Houd zeker dat ik zulk voorstel niet zoude gedaan hebben, zoo \’t niet welgemeend ware."

»Verschoon mij, het kwam me zoo vreemd voor dat een Heer in uwe conditie zich zou konnen verledigen om aan mij…"

»Gij bedoelt dat al mijn tijd behoort aan Graaf Floris van Culemborg, niet waar?" vroeg hij als zonder opzet haar even aanziende.

»Hij weet zeker niets, dat hij op zulk een inval komt!" sprak Fransje bij zich zelve; maar al had hij niets geweten, haar kleuren en verbleeken in eene zelfde minuut, toen de naam van den Jonker zoo ongewacht werd uitgesproken, zou hem zeker heel veel gezegd hebben.

»Juist… zoo iets bedoelde ik," zei ze nu in zichtbare verwarring.

»Dat is ook wel zoo; maar de zonen van meester Prouninck maken toch ook gebruik van mijn onderricht in die uren dat zij zich niet aan hunne bijzondere studiën behoeven te wijden."

»O! de Prounincks, dat is wat anders, die zijn…"

»De vrienden van den jongen Graaf, wilt gij zeggen, welnu zoo ik mij niet bedriege, is joffer Françoise Lantscroon zijne vriendin!"

»Heeft hij dat u gezegd!" riep Francijntje met de uiterste verbazing, kennelijk met onrust doormengd en haar spinnewiel ter zijde schuivende, als werd het haar nu ondoenlijk langer eene onverschillige houding aan te nemen.

»Waarom dit niet aan mij, sinds hij gewoon is alles wat hem