Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/242

Deze pagina is proefgelezen

»Ik ben het volkomen met u eens, mejoffer lOok is de jonge Graaf over zijne handelwijze zeer bedroefd en beschaamd, en ik ben hier om u zijne excuses te maken!"

Francijntje voelde zich gerustgesteld. De Fransche edelman gaf haar gelijk, en Floris zelf erkende dat zij in haar recht was ge. weest om hem onwil te toonen, en in dit besef van haar recht sprak ze kalmer, doch met meer vastheid:

»Die mag de Jonker dan wel het eerst maken aan zijn vriend Hendrik Prouninck, dien hij voor mijne oogen hard heeft behan deld en grootelijks heeft beleedigd… het al zonder oorzaak."

»Zoodra monsieur le Comte daarvan overtuigd is, zal hij het doen, wees er zeker van joffer! Mijn kweekeling kan in fouten vervallen, zoowel als een ander; maar als hij ze heeft ingezien, zal hij niet in zijn onrecht blijven volharden, daar durve ik u mijn woord op geven."

»Dat is prijselijk, mijnheer, en zoo rade ik u, meester Hendrik in ’t vriendelijke te ondervragen over de aanleiding van zijne komst ten mijnent, en als de Heer Graaf dan een christelijk gemoed heeft, zooals ik wel gaarne van hem geloove, dan zal hij zeker zijne schuld inzien tegen dien goeden jonkman!"

Uit de wijze waarop dit alles werd gezegd en vooral uit den toon, waarop dat »goeden jonkman" werd uitgesproken, was het voor den Gouverneur duidelijk genoeg dat de onderstellingen van Floris valsch waren, dat de goede jonkman dien men prees, niet de geliefde was, maar wel de schuldige, over wien men zich beklaagde!

Toch scheen hem deze kennis nog niet voldoende, want hij verzocht het jonge meisje hem zelve die ophelderingen te geven, die hij zeide in deze oogenblikken moeielijk van Hendrik te kunnen vragen, en toen zij niet zonder eenige aarzeling, maar toch met de haar eigene naïeve oprechtheid aan dit verlangen had voldaan, sprak hij met iets als verwijt:

»Dus waart gij reeds besloten den Jonker geen woord te houden, voordat hij zelf u nog redenen tot ontevredenheid had gegeven? Was dat toch niet wel wat heel hard voor hem?"

»Ik zeg niet dat het heusch was… en het spijt mij ook wel zoo het hem leed heeft gedaan… maar… het moest nu eenmaal zoo zijn!"