Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/254

Deze pagina is proefgelezen

lerminst over eene zulke, die hij op het zorgvuldigste moest verbergen; ook deed hij zijn best om de meeste voldoening te toonen, toen de oude Graaf hem bemoedigde met de verzekering, dat het nu voortaan aan monsieur de la Rivière stond om: de rigueur van zekere mesures te verzachten. De laatste voorzag echter dat er weer nieuwe elementen van strijd waren samengebracht; daar de Graaf geweigerd had schriftelijke volmacht te geven voor hetgeen hij mondeling had toegezegd; maar die zorge werd hem ontnomen, daar hij nauwelijks met Floris te Leiden was weergekeerd, of de Burgemeester werd naar Culemborg opontboden. De Graaf wilde hem raadplegen over de huiselijke aangelegenheden zijns zoons, hem tevens zijne nieuwe intentiën doen verstaan met opzicht tot den Gouverneur, en dezen intusschen de gelegenheid laten, om zonder strijd en tegenstand zoodanige orde van zaken in te stellen, als hij noodig keurde.

Er had zich dus voor onzen held eene toekomst geopend, zoowel van meer vrije ontwikkeling als van ruimer levensgenot, maar hij scheen zich toch niet gelukkiger te gevoelen, integendeel zij, die hem alleen van aanzien kenden, vonden dat hij zijne vroegere opgewektheid en vroolijkheid geheel had verloren, en dat hij er nimmer zoo lusteloos, zoo droomerig, zoo zwaarmoedig had uitgezien, als juist nu! Men hield het er voor, dat de jonge Graaf, door zoovele leermeesters omgeven, tot zoo verschillende studiën tegelijk geprest, zich moest inspannen boven krachten en vermogens. De eenige die aan eene andere oorzaak kon denken: de la Rivière, ontrustte zich desniettemin over die koortsachtige aanstrenging, waarmede zijn pupil zich aan den letterarbeid wijdde, hij moest bijna gedwongen worden tot de lichaamsoefeningen en inspanningen, vroeger met zooveel levendigheid begeerd; somwijlen trachtte men er hem aan te ontrukken, door hem meer in het gewone leven, meer in de wereld te voeren; de verwantschap van het geslacht Pallant-Culemborg, met de voornaamste Hollandsche familiën: de Matenesses, de Duivenvoordes, de Brederodes, en anderen, gaf er hem ruime gelegenheid toe; het was in ’t volle jachtseizoen; Floris werd genood bij jachtpartijen en feestmalen, op de landgoederen der hooge aristocratie. De la Rivière liet hem deelnemen aan lusttoertjes naar ’s Hage en Rijswijk, onder jongelieden en jonkvrouwen van zijn stand, maar het scheen altijd meer of hij die ge-