Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/258

Deze pagina is proefgelezen

koesteren? wij durven het tegendeel niet verzekeren, maar hij deed toch niets om hare vervulling naderbij te komen; dat was reeds zeer veel!

De la Rivière au bout de son latin besloot tot het régime van de studeerkamer terug te keeren, hij zorgde alleen dat het door afwisseling zoo min afmattend werd als mogelijk. Het scheen inderdaad van goede werking, de strenge arbeid had gunstiger invloed op de zielsstemming van Floris dan de vermaken en de verstrooiingen. De innerlijke agitatie, die zich door uiterlijken wrevel en koele stugheid uitsprak, scheen te wijken, hij werd kalmer en meer gelijkmatig van humeur. Professoren en leermeesters hadden hun lust in zijn ijver en beloofden zich veel goeds van zijne vorderingen. De la Rivière begon hoop te voeden op eene overwinning; maar hij durfde zich die nog niet als zeker voorstellen. Alle overdrijving moet zich eenmaal wreken, en het lag niet in de natuur van Floris van Pallant, om een Zwaerdecroon te worden, zoomin als het door zijne positie geëischt werd. Hij voor zich, had intusschen niet dan te roemen over zijn pupil, die hem meer schonk dan de achting, het vertrouwen en de volgzaamheid hem verschuldigd, die hem innige aanhankelijkheid toonde en eene lijdelijke berusting in al zijne schikkingen, ze mochten al of niet strooken met zijn wil, waarbij te vreezen was dat zij tot volkomen inertie zou overslaan. De la Rivière had niet te waken tegen misbruik van vrijheid, hij moest veeleer behoedzaamheid gebruiken, om hem niet alle zelfstandigheid te doen verliezen, den zwakke opgericht te houden en hem zachtelijk tot meerdere onafhankelijkheid op te leiden, want sinds de prikkel verstompt was, die hem eenmaal tot weerstand had aangedreven, scheen alle wilskracht in hem gebroken. Daar zijn zeer gevaarlijke zegepralen in eene opvoeding; die, waarnaar de la Rivière had moeten staan, kostte hem zorge en onrust genoeg, en daar waar anderen zouden gejuicht hebben, dat hunne taak zeer licht was geworden, werd het hem bang om het harte, en voelde hij zich geroepen tot hoogeren strijd. Geen mensch mag zich onmisbaar maken voor een ander mensch, geen opvoeder zelfs voor zijn kweekeling, en deze hier was het reeds geworden voor den zijnen. Toch was diens teedere aanhankelijkheid een zoet loon dat de Fransche edelman niet vermocht af te wijzen, te minder bij die overhelling tot koude persoonlijkheid,