Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/26

Deze pagina is proefgelezen

ontmoetten, dezen te waarschuwen hem hier niet te wachten, daar hij zich bij hen voegen zoude in de herberg… zoodra het hem mogelijk was!"

»Zonderlinge inval!" riep Zwaerdecroon hoofdschuddend, »zou hij ook voornemens zijn eene afbeelding te maken van den olifant, om die aan zijn heer vader over te zenden?"

»Hm! hm! daar is niet veel rust noch gelegenheid in die volle tent, om de teekenpen te gebruiken," merkte de la Rivière aan, »het waarschijnlijkste is, dat onze jonker lust zal hebben om, als iedere jonkman van zijn leeftijd, eens vrij en onverzeld op de kermis rond te loopen."Prouninck knipoogde, of hij zeggen wilde, dat de edelman juist had geraden en Amelisz glimlachte.

»Maar dat mag niet wezen. Zijn staat en de belangrijkheid van zijn persoon laten dat niet toe, dat moest hij zelf weten en gevoelen als wij!" sprak Zwaerdecroon met ergernis.

»Juist omdat hij het weet en gevoelt zal hem de lust bevangen hebben om zich eens voor eene wijle van dien dwang te ontslaan," hervatte de la Rivière, de schouders ophalend, ten nu, daar het geval er toe ligt en wij er niets aan veranderen kunnen, wordt het onnoodig dat wij ons langer hier door de zon laten blakeren, en zal het beste zijn den Burgemeester op te zoeken in de herberg."

»Daar zalons eene aangename ontvangst wachten!" riep Zwaerdecroon mismoedig.

»Houd goeden moed, meester Zwaerdecroon," voegde de Fransche edelman hem toe. » Wij zullen ons best doen om den Burgemeester te doen berusten in het gebeurde, en ik vlei mij hem te overtuigen, dat het zelfs zijn nut kan hebben voor ’t vervolg."

»Ik hoop dat gij het zoo ver brengen zult, mijnheer!" hernam Zwaerdecroon zuchtend, »maar ik vrees wel voor het tegendeel, en ook dat de meeste schuld zal geworpen worden op wie ’t minst daartegen vermochten."

De la Rivière die zich deze woorden had kunnen aantrekken, antwoordde niet, maar stapte rustig vooruit; Zwaerdecroon volgde langzaam en zwijgend; de beide jongelieden gingen naast elkander wat zijwaarts af, en wisselden onderling hunne gevoelens en gissingen over het ongewone voorval.

Over den olifant zelven werd door dit gezelschap, zeker bij