Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/266

Deze pagina is proefgelezen

»Hun naam?" was alles wat de la Rivière kon uitbrengen. Floris noemde zonder aarzelen twee namen, die den Franschen edelman volkomen onbekend waren.

Hij herleefde, hij kon gerustgesteld zijn, dat waren niet de houders van zijne wissels! … maar hij bleef zoozeer onder den indruk van de doorgestane namelooze kwelling, dat hij de eenzaamheid behoefde om zich te kunnen herstellen, en toen Floris in hartelijkheid zijne bezorgdheid en onrust bleef toonen over »dat onwelzijn," verdreef hij hem met ongeduld, met hardheid zelfs: »laat mij! gij hebt mij vermoeid, verdriet gedaan, buiten mij zelven gebracht van ergernis, gun me voor \’t minst een half uur ruste!" had hij gezegd op een toon, zooals hij nog nooit had aangenomen tegen zijn kweekeling, ter wiens wille hij gewoon was ieder zijner woorden te wegen, elk zijner gebaren te meten, ieder zijner blikken te berekenen. — Hij onrecht en hardheid plegen! hij toegeven aan onvoorzichtige heftigheid! wiens wil eene volkomene heerschappij placht te oefenen over iedere zijner gemoedsbewegingen; hij bekennen dat hij buiten zich zelven was gebracht, de man, die de verpersoonlijking was van zelfbeheersching en zelfverloochening! Hij klagen van vermoeidheid, de krachtige, onvermoeibare strijder, die nooit of nimmer zich zelven had ontzien of gespaard, in den dienst van zijn ambt! Het kon onbegrijpelijk schijnen… indien het ons bij de kennis die wij hebben van zijn toestand, niet zeer verklaarbaar was geworden. Hij werd getroffen juist op de plek, waar zijne gewone rusting hem niet beschermde, hij werd onverhoeds aangevallen op een punt, waar hij zich niet had kunnen wapenen, de verraste verbeelding, de ontzette fierheid vergrootte de beteekenis van het gevaar, de schrik sloeg hem om het harte, benevelde zijn oordeel, verlamde zijne kracht tot zelfbeheersching, de zielsangst drukte zich uit in snijdende hardheid, in kwade luim, die zeer zeker van slechte werking had kunnen zijn, indien de verhouding tusschen hem en zijn pupil de gewone ware geweest, of slechts dezelfde van voorheen; maar hij was er reeds in geslaagd, in de borst van Floris eene vonk te werpen van die liefde, die alle dingen verdraagt en alle dingen verschoont, en die niet oordeelt, wat zij niet begrijpt; maar hier was meer, Floris begreep, en daarom verschoonde hij; ja, hij had gehoorzaamd in alle haast, hij had de la Rivière alleen gelaten, maar