Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/268

Deze pagina is proefgelezen

en de la Rivière achtte nu een dubbel recht te hebben om er aan te herinneren en op de vervulling er van aan te dringen, door te bewijzen, hoe zoowel de staat der huishouding van den jongen Graaf, als die zijner eigene zaken, onverwijlde voorziening vorderde, en den Graaf in alle eerbiedigheid te verzoeken, zonder uitstel zijn gecommitteerden af te zenden, om ter eene als ter andere zijde schade en ongerief te voorkomen. Een der overtollige personen van het gevolg, zekere Brakel, werd als bode met dit schrijven naar Culemborg gezonden; hiermede was er voor ’t oogenblik gedaan wat men konde, men moest nu afwachten wat er volgen zoude.

De la Rivière had intusschen nog wat anders gedaan dan schrijven, hij had gebeden en strijd gevoerd tegen zich zelven. Onder den eersten indruk van de vreeze, dat Floris in aanraking zou kunnen komen met de jongelieden, die meester waren van zijn geheim, kwam het hem voor dat hij een voorwendsel moest uitvinden om dezen opnieuw onder zoodanige scherpe bewaking te stellen, dat alle gemeenschap tusschen zijn pupil en de buitenwereld er door afgebroken werd, en bijgevolg elke toenadering der jongelieden tot hem als vanzelve was geweerd; maar bij kalmer nadenken wees hij een inval, door de zielsangst ingegeven, met afschuw terug, die den geliefden kweekeling tot het slachtoffer zou maken van de rampspoeden, die hem zelven drukten, En waar hij uit beginsel meerdere vrijheid had geëischt voor zijn pupil, mocht hij uit zelfzuchtigen argwaan geen stelsel van bespieding en bewaking op hem toepassen, dat, hoe omzichtig ook uitgeoefend, zich toch altijd zou laten voelen, en dat overbodig was reeds door de toenemende gehechtheid en aanhankelijkheid, die Floris hem betoonde. Neen, hij moest een anderen weg nemen om te voorkomen wat hij duchtte. De Fransche heeren hadden hem uitstel van betaling toegestaan en de tijd daartoe bestemd, was nog niet verloopen, hij kon hen dus opzoeken, zonder een verwijt van nalatigheid tegen te gaan, en hij trachtte hunne woning uit te vinden, maar tevergeefs; hij eindigde met zich aan Molinæus te wenden, die hem heel laconiek ten antwoord gaf, dat ze naar Sédan waren teruggekeerd, en die zich scheen te verwonderen dat hij het niet wist; »te meer," voegde hij er bij, »daar de jongelieden mij gezegd hebben dat hunne zaken met u naar genoegen waren afgedaan!"