Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/274

Deze pagina is proefgelezen

is zekere diensten te verleenen in dezen huize, en ten bewijze, dat mijn voorslag niets krenkends had voor haar, kan ik u mededeelen, dat zij dien heeft aangenomen, ’t geen het nufneusje zeker niet zou gedaan hebben, zoo ze dien beneden haar fatsoen had geacht!"

Floris schoof met drift zijn stoel terug, en vlood in alle haast naar zijne kamer, zonder een woord te uiten.

» Wat schort den Jonker," vroeg Alartsz, hem verwonderd naziende.

»Al die onbeduidende détails beginnen hem te vervelen!" sprak de la Rivière, die zich bloot gaf aan de pijlen der ergernis, om de zonderlinge houding van Floris te doen vergeten, »gelijk ik zeker ben, dat niet minder het geval zal zijn met mijnheer Zwaerdecroon, die alzulke bijzonderheden beneden de aandacht vindt van degelijke, achtbare mannen."

»Toch niet, Monsieur de la Rivière! ik heb mij niet geërgerd, ik heb… eigenlijk… aan wat anders gedacht…"

»Zoo zijt gijlieden altijd!" riep de Burgemeester in den strik van den toorn vallende, hem door den Franschen edelman gespannen. »Eerst is men in groote bekommernis hoe alle zwarigheden overklommen zullen worden. Iedereen staat er voor; niemand weet zich er door te redden, geen van allen slaat de handen aan ’t werk! men laat alles op den Burgemeester aankomen, en als deze dan zijn uiterste vermogen heeft gedaan, om alles wel te beleiden, te beramen en uit te voeren, dan wordt hem tot dank naar het hoofd geworpen, dan men met die onbeduidende kleinigheden niet van doen heeft, en dat het vervelend is, en beneden de aandacht van achtbare mannen zich er mee af te geven! Voorwaar, een fraai loon voor al mijn zwoegen!"

»Neen, in trouwe mijnheer! gij hebt aanspraak op een beter, en ’t zal u ook niet ontgaan," hervatte de Gouverneur, die zijn doel bereikt hebbende, de wond haastig wilde heelen, »maar overweeg toch, dat de jonge Graaf, in het vaderlijk huis aan eene grootsche leefwijze gewoon, zich zwaarlijk kan voegen naar de klem van zulke bekommernissen…"

»Gij hebt wel gelijk, Monsieur de la Rivière!" hernam Alartsz, in zijn zwak getast, »Ja! op het slot Culemborg placht het wat anders te zijn, als men feest zoude houden. Gansch elementen! wat een drom van bedienden was er dan in de weer: dertig, veer-