Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/279

Deze pagina is proefgelezen

heid uitventte aan hare vriendinnen en geburinnen; die er afdeden of bijvoegden, wat haar goed dacht.

»Hevige tooneelen waren er voorgevallen op den dag, die het vertrek voorafging tusschen den jongen Graaf en den Franschen Gouverneur. De Burgemeester was den eerste te hulpe gekomen, die door een venster had moeten vluchten!" Of wel het relaas werd omgekeerd, en dan was het de jonge Graaf, die den Burgemeester was aangevallen in een vlaag van waanzin, zeer natuurlijk gevolg van al het hoofdbreken dat men hem vergde, en van de slechte behandeling, die hij onderging. Ook had men hem met geweld moeten wegvoeren, en de Fransche Gouverneur wist wel waarom hij het deed, want de Heeren van den Magistraat zouden zich er wis mee bemoeid hebben, enz. enz.! Hoe ongerijmd die uitvindsels ook waren, ze cirkelden toch rond en drongen door in allerlei kringen; wie ze niet geloofden, brachten ze toch verder, door er gissingen over te wagen. De eenige, die de ware oorzaak meende geraden te hebben, durfde daarop niemand wijzen, dan… zich zelve, en dat vermeerderde hare geheime smart en onrust. »Hare hardheid, haar onverstand," sprak zij in den angst harer ziele »was de schuld van alles, en Floris was er het slachtoffer van;" op eenige wijze was hem toch dwang aangedaan, dat voelde zij aan haar harte. Zij geloofde wel aan de goede intentiën van de la Rivière, maar er was toch zooveel ongewoons in zijne wijze van spreken en handelen, dat het boven haar vermogen ging alles wat er van hem gezegd werd in omgekeerden, gunstigen zin op te vatten. Wat er ook van ware, Floris had geleden, om haar geleden, en zonder dat zij hem eenig soelaas had willen toebrengen, terwijl zij integendeel het hare had gedaan om hem te grieven! Haar goed harte begon te twisten met haar verstand, met haar geweten, en die beide laatsten kregen ongelijk, en werden incompetent verklaard om in deze zake verder de wet te geven. Zij zou met het eerste alleen te rade gaan en als hij weerkeerde… Als hij weerkeerde! Allendorff, de kamerdienaar, zeer gebelgd, dat hij zijn jongenheer niet had mogen vergezellen, schudde zoo bedenkelijk en zoo geheimzinnig het hoofd, als hij op het punt van die wederkomst werd ondervraagd, dat de belangstellenden zeer wel tot de onderstelling konden komen van eene wederkomst tot langen en onbepaalden tijd uitgesteld, indien al eene wederkomst, »want,"