Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/288

Deze pagina is proefgelezen

maaktheid ga bereiken; en ik houd mij overtuigd, dat monsieur de la Rivière zich daarmee van alle zorge ontslagen zal achten, en u zoo dankbaar zal zijn als… ik zelf," antwoordde Floris met groote naïeveteit, of… met bijtende ironie.

De Prinses wist niet welke opvatting zij als de ware moest nemen, intusschen antwoordde zij lachende:

»Om te beginnen moet ik u zeggen, dat een cavalier den pas matigt als hij eene dame aan den arm voert, ik heb u toegestaan mij te geleiden, maar niet om mij in den draf te brengen."

»Gij hebt u aan mij toevertrouwd om u naar eene plaats te brengen, vanwaar gij veilig en gemakkelijk den optocht kunt zien… merkt gij nu niet dat al die lieden dáár die ons vooruit zijn den weg nemen naar gindsche hoogte, en als zij die eens bezet hebben, kan ik er u immers geene rustplaats meer bieden."

»Bah! ces manants! ze zullen wel voor ons wijken als wij komen."

»Reken er niet op, mevrouwe, bij eene occasie als deze gelden geene privilegiën, dan die van den eersten bezitter, daarom gun mij het voorbeeld te volgen van Albrecht van Hanau en de overigen, die ook deze partij hebben gekozen!"

»Omdat gij hen daartoe hebt opgewekt, mon cher Amadis, ik heb uwe gesten en wenken zeer welopgemerkt… ik heb…" maar de Prinses was bijkans ademloos en le cher Amadis luisterde niet.

Men kruiste zich nu met de burgers. Floris had een rassen, vermetelen blik onder zeker huikje gewaagd… het was Francijntje, hij zag dat zij hem herkende, hij zag haar onthutst terugwijken, hij had een nameloos berouw van zijne wreedheid in ’t zelfde oogenblik dat hij die pleegde, maar het was niet te herdoen zich ophouden, teruggaan was onmogelijk geworden, hij kon niets dan sneller voortdringen, met dat gevolg, dat het adellijk gezelschap de kleine hoogte had ingenomen, toen Mr. Jacob Jeremias, die er eindelijk in geslaagd was zijne nicht tot verder gaan te bewegen, met zijne familie datzelfde punt was genaderd en nu zeer teleurgesteld de waarschijnlijke kansen van blijven en verdrongen worden, of niet blijven en niet zien, stond te overwegen. Toen nam Floris Albrecht van Hanau ter zijde, fluisterde eenige oogenblikken met hem, die zich daarop tot de andere heeren wendde, en deze weder tot de dames;