Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/29

Deze pagina is proefgelezen

hernam Amelis Alartsz, »door eene bezorgdheid ijdel te noemen, die door zooveel droeve voorteekenen is gerechtigd."

»Die van God bewaard is, is wel. bewaard! de Heer zal waken over dit edel bloed!"

»Het bewaren is allereerst aan ons, menschelijkerwijze gesproken! en zoo hem nu ietwes overkomt, zal ik het levenslang als mijne schuld betreuren," hervatte de Burgemeester, »want ik had er mij tegen moeten stellen, toen gij hem zijne fantasie, om naar de Valkenburgsche jaarmarkt te gaan, zoo onvoorzichtiglijk hebt ingewilligd; ik had niet moeten gedoogen dat hij als iedereen langs de tenten en kramen slenterde; ik had hem op zijde moeten blijven, dan ware hij niet in de verzoeking gekomen, om een armzalig kermisspel binnen te treden, uit nieuwsgierigheid naar een lomp en log beest…"

De jonge Prouninck en zelfs Zwaerdecroon konden zich niet van een glimlach onthouden, de la Rivière bedwong dien, welke om zijn mond speelde, terwijl hij sprak:

»Mag ik u herinneren, dat de bezichtiging van den olifant, de voorname aanleiding is geweest tot dezen tocht…"

»Mijn Hemel ja! ik weet wel dat men onder pretext van den jongen Graaf in kennis te doen toenemen, hem het hoofd opvult met allerhande vreemde zaken, die hij niet van doen heeft," om te eenigen tijd een goed Heer voor Culemborg te zijn; maar dit daargelaten, wij waren, dunkt me, eens voor al afgesproken, dat men hem nooit of nimmer alleen zoude laten, allerminst tusschen allerlei slag van luiden."

»En dat lag ook werkelijk niet in onze bedoeling, mijnheer! maar… men vermag niet tegen een toeval, tegen de overmacht der omstandigheden… en al waart gij zelf met ons geweest…"

»Ja, daar ligt de fout," viel de Burgemeester in, zich met de vlakke hand voor het hoofd slaande, als in radeloosheid, ik had hem niet aan anderen moeten overlaten. Ik had mij op niemand moeten betrouwen dan op mij zelven, op mij alleen rust alle verantwoordelijkheid…"

»Ik meene ze met u te deelen," hervatte la Rivière rustig.

»Maar op mij rust zij in gansch bijzonderen zin. De bewartng van zijn persoon is mij particulierlijk aanbevolen door den vader…"