Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/290

Deze pagina is proefgelezen

vreeze dien dag deed tegengaan? Toen de la Rivière Floris een verwijt wilde doen, dat hij zoo onhoffelijk een gezelschap verliet, waarin hij zich vrijwillig begeven had, sloot hij hem den mond door ras en haastig te zeggen: »Ik kon daar niet blijven, ZIJ was er!"

Zoo iemand belang stelt in den optocht der rhetorijkers en weten wil, wie onder de verzamelde kameren bij het landjuweel den prijs won, moeten wij hem voor ditmaal verwijzen naar de historische auteurs die dit punt behandelen; onder meer, zeker boekske, getiteld: Korenairs Pinxterfeest, dat over zulken wedstrijd en diens uitkomsten handelt. Wij hadden er in dezen niets in te zien, dan de gelegenheid, waarbij Floris en Francijntje met elkander samentroffen om elkander te misverstaan.




X.


Francijntje Lantscroon was op den aangewezen dag en tijd tegenwoordig in het huis van Graaf Floris van Culemborg, en ijverig bezig met alles wat hare hand vond om te doen. En dat was niet weinig! Want zij liet het oog gaan over alles, en zij maakte het zich tot een punt van eer, dat men de uitwerkselen van haar bestier in alles zoude waarnemen. En zij verrichtte hare taak met eene ernstige bedachtzaamheid, die bewees dat zij met kloeken geest alle bijgedachten ter zijde zette. Tot hare kalmte had zeker medegewerkt, dat vrouw Hubrechts met haar gewone snapzucht had gezegd: de Françoys zorgt wel zich buiten de drukte te houden; hij is er al op uitgegaan met den Jonker!"

Werkelijk had de la Rivière met Floris eene uitgestrekte wandeling ondernomen, waarbij hij het mogelijke deed, om hem van zijne eigene gedachten af te leiden, die hem moesten heenvoeren naar Francijntje, en hij was er in geslaagd zijne aandacht te boeien. Hij had hem zijne levensgeschiedenis verteld. Een verhaal, vol belangrijke incidenten, merkwaardige ontmoetingen, zware beproevingen en ongedachte uitreddingen, doch waarmede wij niet noodig hebben, daar het tot ons plan behoort den Franschen edelman alleen voor te stellen in zijne betrekking tot Floris van Pallant. Toch zal men ons op het woord gelooven, dat deze