Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/293

Deze pagina is proefgelezen

zoozeer geperst ze uit te spreken, en als ik dan indenk dat de gelegenheid daartoe bij de hand is… dat ik nu zoo gemakkelijk tot haar zou kunnen gaan, onder het eerste voorwendsel het beste, zonder voorwendsel zelfs, dat ik de eetzaal maar heb binnen te treden om bij haar te zijn… dan… dan… voele ik dat het mij te zwaar zal vallen aan die verzoeking weerstand te bieden!"

»Gij zijt sterker dan gij u zelven nu voorstelt. Ik weet het! Ik weet dat gij niet de goede vrucht van maanden lange zelfbeheersching, de schoone zegepraal na een moeielijken strijd, in eene enkele ure van zwakheid zult wegwerpen, en in jammerlijke nederlaag verkeeren, dat kunt gij niet willen Floris, als gij er over nadenkt; en het niet willende, zult gij weten waar de krachten te vinden om het ook niet te doen. Gij die eenmaal over anderen zult hebben te gebieden, vergeet niet dat zelfbeheersching de sleutel is tot elke andere heerschappij. ’t Is onmogelijk in waarheid HEER te zijn van anderen, als men zich zelven laat overmeesteren door passiën, door indrukken, door omstandigheden… Hetgeen u in de laatsten nu gunstig schijnt voor uwe wenschen, zou u dan nu verlokken om een waardig, een Christelijk besluit op te geven en uw eigen slaaf te wezen? is het dan waarlijk noodig dat ik u bewijze hoezeer ongunstig die omstandigheden zijn, die u zoo toelachen?"

De jonge Graaf hield de hand voor de oogen en antwoordde niet; de la Rivière vervolgde:

»Ik stem u toe, niets zal u verhinderen het jonge meisje te verrassen te midden van hare bezigheden voor uw feest… of… onder dat feestgejoel… en gewis, zij zal u moeten aanhooren, zij voelt zich hier minder vrij, minder op haar gemak; gij hebt het in uwe macht de uiterlijke hindernissen te overwinnen; ik vooreerst zal u zoo aanstonds aan u zelven overlaten; gij hebt dan maar het gunstig oogenblik te bespieden, om met haar samenzijn te treffen… ’t Is waar, gij hebt dan te wachten, dat gij te elker stonde door huisgenooten, door bedienden, door ik weet niet al wie en wat kunt overrast worden bij die samenspreking, die door deze personen zal worden uitgelegd op hunne wijze; dat gij het jonge meisje alzoo blootstelt aan opspraak, aan laster, en u zelven aan beschaming… aan iedere soort van vernedering, op het tijdstip zelf dat u de hooge eere wedervaart,