Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/298

Deze pagina is proefgelezen

»Uwe Genade moet toch weten hoe het er hier uitziet, alvorens de gasten komen," sprak de Burgemeester, zijn slachtoffer langs de tafel rondleidende. »Wat zoudt ge tot het uiterste moment op uwe kamer zitten suffen en blijven een vreemdeling aan uw eigen disch, daaraan naar ’t mij voorkomt nu niet veel meer gebreekt om uw naam en mijne zorgen eere aan te doen: als ik zeg mijne zorgen, dan zijn het toch niet deze alleen, en Uwe Genade mag wel haar dank brengen aan het jeugdige meisje hier, dat zoo vernuftelijk mijne intentiën heeft begrepen, en zoo meesterlijk uitgevoerd." Al sprekende had hij Floris naar Francijntje heengeleid, en liet hem eerst toen vrij, in afwachting dat de voorgeschrevene dankbetuiging zoude volgen: dan zij volgde niet; wel kreeg het gelaat van den jongen Graaf eenen gloed of het purper brocart van zijn kleed daarop hare gloeiende verve afwierp, maar hij sprak, zich tot den Burgemeester keerende, op dien drogen toon, dien hij kon aannemen, »de dank, mijnheer Alartsz, zal hierna volgen, als ik eerst bekwaam zal zijn alle verplichtingen, die ik jegens deze joffer heb te overzien." Francijntje, die de ironie van dit antwoord zeer goed wist te vatten, trad schielijk ter zijde en scheen willens het vertrek te verlaten; Amelis Alartsz haalde misnoegd de schouders op over dien stuggen onwil, waar het zijne wenken gold. De la Rivière verzuimde niet zich meester te maken van de positie; hij trad snel naar Francijntje toe en sprak met hoffelijkheid: »De Graaf heeft gelijk, het is nu nog niet het oogenblik voor dankbetoon Zijne Genade heeft zich voorgenomen morgen een bezoek te brengen aan Meester Lantscroon, en wenschte te dier occasie ook zijn dank te betuigen aan diens dochter, zoo hij hopen kon welkom te zijn? Al sprekende zag hij het meisje aan met zooveel opzet, of hij haar indachtig wilde maken dat haar antwoord voor hem eene beslissende beteekenis zoude hebben. Vóór zij het gaf, liet Francijntje eerst het oog vallen op Floris, die haar nu aanzag met zulk een angstig smeekenden blik, dat zij hare verdenking omtrent de oorzaak zijner schijnbare laatdunkendheid eensklaps voelde wegvallen, en met eene natuurlijke waardigheid zich tot de la Rivière keerende, sprak zij: »Zijne Genade van Culemborg zal in mijns vaders huis zeer welgekomen zijn, en… aan… allen; maar wat den dank belangt, die komt mij niet toe, zoo ik hier wat vlijts heb gedaan, was het om veel verzuims in te