Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/30

Deze pagina is proefgelezen

»Hetzelfde en in gelijke termen is mij gerecommandeerd door de moeder en door de Hooge Regeering dezes lands," liet de Fransche edelman volgen.

»Wij allen hebben eed en belofte gedaan op dit poinct… hij is voor ons allen aanvertrouwd goed," merkte Zwaerdecroon aan met bescheidenheid.

»Ja, maar voor mij is hij nog veel meer dan dat. Hij is — mijn eigen goed!" hervatte de Burgemeester. »Hij is ulieder kweekeling, maar hij is mijn Heer en Graaf, en als zijn Heer vader kwam te vallen, en bij ontstentenis van dit kind, het eenig mannelijk oir…’

»Wanneer blieven de heeren de visch op schotel?"Met deze storende vraag kwam de boeren-kastelein den Burgemeester overvallen, te midden van zijne sombere prognostiek omtrent het doorluchtig geslacht, dat hem zoo na aan het harte ging. Wij hebben het niet gezegd, maar wij hopen, dat onze scherpzinnige lezers het vermoed hebben, dat de heeren reeds bij den aanvang hunner woordenwisseling gezamenlijk de afzonderlijke kamer waren binnengegaan, die zij besproken hadden in de herberg en die de Burgemeester in zijne eenzaamheid had verlaten, om onder de schaduw van de boomen voor het huis zijn ongeduld wat te vertreden.

»Wel ja! wanneer zullen wij eten?" vroeg de la Rivière met zekere luchthartigheid den Burgemeester aanziende, alsof hij, het verschil daarlatende, alle onaangename woorden, die er gewisseld waren, vergeten wilde.

»Beslis gij dit, zoo ge weet te voorspellen, wanneer het uw kweekding zal gelusten ons hier op te zoeken."

»Het regelen van de huiselijke aangelegenheden is toevertrouwd aan den Heer Burgemeester," sprak de la Rivière deftig, »het betaamt mijn kweekeling zoowel als ons overigen, zich daarnaar te schikken ."

»Zoo ga hem aanzeggen, dat hij zorge ten twee ure hier te zijn!" hervatte Alartsz met onwil en bitterheid, terwijl hij den edelman een blik vol verwijt en uittarting toewierp.

Deze boog strak maar hoffelijk, keerde zich om en verliet het vertrek zonder een woord te uiten. Aart Amelisz, de zoon van den Burgemeester, die tevens een der taalmeesters was van den jongen Graaf, haastte zich hem te volgen.