Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/302

Deze pagina is proefgelezen

»Zoo ik de oorzaak van het zijne kende, zou het dan nu wel het oogenblik zijn, om het met u te bespreken?" vroeg de la Rivière met eene zachte stem, maar op dien zekeren toon, die den hoogleeraar het verder dringen scheen af te raden, want hij zag den Burgemeester naar hen toekomen, en deze was naar zijn gevoelen wel de laatste, die kennis moest dragen van het geheim des jongen Graven.

Scaliger, die de afgod was van den kring waarin hij leefde, en die zoomin weerspraak als weerstand gewoon was aan zijn wil, voelde zich gekrenkt, en toonde het door te zeggen: »Al is ’t dat gij mij de waarheid wilt verhelen, gij zult mij toch niet kunnen verhinderen die uit te vinden, want ik meene op den weg te zijn, en ik zegge u hij is verliefd, of hij heeft eene ziekte onder de leden." En met die uitspraak scheen hij willens zich af te wenden en op den Burgemeester toe te gaan, misschien wel om hem zijne ontdekkingen mede te deelen.

De la Rivière ijsde op het denkbeeld, maar zijne tegenwoordigheid van geest begaf hem niet. Hij plaatste zich besloten tusschen meester Alartsz en professor Scaliger, en waarschuwde den laatsten in ’t Latijn, dat hij onberekenbare schade ging aanrichten, zoo hij zijne vermoedens voor deze ooren uitsprak.

»Dus heb ik de waarheid op de daad betrapt," sprak de geleerde met zelfvoldoening over zijne scherpzinnigheid.

»Ik was voornemens uw raad in te nemen," hernam de Gouverneur met een zucht, »maar de zaak eischt de diepste geheimhouding en…"

»Als het er zoo mee gelegen is, dan is u de mijne beloofd en wij spreken hierover later."

»Dat was mijne bedoeling," hernam de la Rivière, die te verstandig was om een man van dat karakter en van dien invloed onbevredigd van zich te laten gaan.

Het voorwerp van alle die bekommeringen had zich intusschen met zijn vriend buiten de zaal begeven, onder voorwendsel dezen een paar fleuretten te laten zien, die hij van zijn neef Matenesse ten geschenke had gekregen. Maar inderdaad om eens een wijle van het gezelschap ontslagen te zijn, dat, hoe belangwekkend ook, voor hunne jeugd te wichtig was, en vrij al te drukkend, zooals zij het elkander bekenden.