Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/306

Deze pagina is proefgelezen

legen is, zullen wij van het onderwerp afstappen, ik meende, we zouden uwe fleuretten probeeren… zijn ze licht in de hand?’

»Beproef zelf!" hernam Floris hem er eene toereikende, »plaats u! wij zullen zien wal er mee te doen is."

Nauwelijks had de jonge Graaf van Hanau zich in postuur gezet, of Floris viel uit zonder te waarschuwen, alsof het hem eene behoefte was den toorn die in hem woelde door eene uiterlijke daad lucht te geven.

»’t Is goed dat het een fleuret is, Graaf!" zeide Albert wat misnoegd, »want gij zoudt mij getroffen hebben eer ik op mijne hoede kon zijn… dat is niet precies ridderlijk!"

»Als ik u beleedigd heb, wil ik u satisfactie geven, wij hebben, dunkt mij, degens van betere gehalte op zijde," en Floris had den zijnen reeds getrokken.

»Wij wilt mij dan vermoorden?" vroeg de Graaf van Hanau ernstig maar zonder drift en zonder zijn degen te trekken, »want ik heb geen lust een tweegevecht aan te gaan met een vriend om eene onbeduidende scherts, en in geen geval met u, terwijl de toorn u handen en armen doet trillen." Floris had reeds beschaamd zijn degen laten vallen, en wierp zich onder tranen aan zijne borst.

»Mijn God! wat scheelt u toch Floris!" riep de jonge Graaf meewarig, »ik zie wel daar hapert meer aan dan ik heb kunnen raden, gij beeft… uw hoofd gloeit en uwe handen zijn klam koud…"

»Ik weet niet wat mij scheelt, ik geloof dat ik de koorts heb, ik heb mij in de laatste dagen al meer zoo gevoeld… maar ik moet het voor die heeren verbergen… want zij zouden mij beletten uit te gaan… en… en… ik besterf het, als ik op mijne kamer moet blijven."

»Ik zie ’t u aan, dat gij onwel zijt, maar toch… dat is het niet alleen; kom schenk mij uw vertrouwen, Floris, gij hebt daar behoefte aan, dat zal u verlichten… wij zijn immers vrienden… het blijkt dat ik u dieper gekrenkt heb dan ik wilde, is de zaak met dat meisje ernstiger dan ik meende, zeg het mij, ik ben bereid u met raad en met hulp te dienen."

De goedhartige jonge Graaf sloeg niet tevergeefs den toon aan van medegevoel. Floris werd oogenschijnlijk kalmer en ein-