Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/309

Deze pagina is proefgelezen

voor hem zou kunnen verbergen, was hem onverdragelijk, want hij moest het zich zelven bekennen, er ging bij hem om wat hij tot geen prijs wilde ontdekt zien. Het is zoo, hij had de stem der verleiding afgewezen; uit den mond van Albrecht klonk ze hem te rouw, maar zij had toch een toon aangeslagen, die weerklank vond, in zijn binnenste, zij had de furie der zinnelijke passie wakker gemaakt, die het fijner gevoel des harten overschreeuwde in deze oogenblikken. Hij had zich verbeeld dat de teedere vriendschap van Francijntje zijn geluk zou kunnen uitmaken, dat wat Albrecht voorspiegelde, was liefde, en met niets minder dan deze wilde hij zich nu vergenoegen. Albrecht kende de vrouwen. Het was zoo, Francijntje had zich onder spel en dans meer dan een kus laten rooven, zonder toorn, en zij was teruggeschrikt voor de zachte betuigingen zijner genegenheid! Zij had hem niet willen aanhooren; zij had hem met koel beraad teruggewezen waar de la Rivière voor hem had gesproken; maar was het ook, omdat haar de bemiddelaar verdacht en onaannemelijk voorkwam? was het omdat zij bewijzen van liefde eischte, die hij uit schroomvalligheid, uit onervaren schuchterheid haar niet had durven geven? Hij zou het wagen. Hij zou niet wachten tot morgen, niet wachten tot misschien eene onvoorziene omstandigheid verhinderend tusschenbeide trad. Hij zou een gunstig oogenblik afwachten, hij zou zich aan haar verklaren, zijn hart, zijn leven, alles wat hij had en was zou hij aan hare voeten leggen, en hij zou hare liefde vragen in ruiling daarvan; dat was het geluk, al het andere had toch geene waarde, zijn rang bracht hem niets aan dan hindernissen, lastige plichten, beperking zijner vrijheid; hij was dien dwang moede, hij zou er zich boven verheffen, de la Rivière zelf… Albrecht had het wel goed gezien, gaf hem ambtshalve voorschriften, waarvan hij niet in vollen ernst de betrachting kon eischen… de ernst van de la Rivière, een spel, eene rol… kon het zijn… het was mogelijk… maar wat was dan het leven van Floris geweest? wat zijn jongst verleden met zijne smarten, met zijne onthouding, met alle opofferingen van zijn wil, met de onderwerping, de overgave zijner gansche ziel, dat eeniglijk en alleen was gegrond geweest op dien ernst, op het geloof aan die persoonlijkheid; het duizelde Floris voor de oogen, en eene huivering overviel hem, hij durfde niet doordenken, en toch, bont en verward woelde dat alles in