Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/311

Deze pagina is proefgelezen

»Ik heb hoofdpijn," zei Floris stug.

»In dat geval drinkt men water."

»Ik niet!" gaf de jonkman ten antwoord, met eene vermetelheid, die de la Rivière trof of hem een steen naar het hoofd werd geworpen, maar hij wist zich over dien schok heen te zetten en hernam op een toon waarvan de jonge Graaf de beteekenis moest verstaan:

»Toch wel, als gij denkt op morgen."

»Morgen!" herhaalde Floris met een laatdunkend schouderophalen, »Ik wil bij den dag leven!" en hij sloeg de hand aan den beker, dien Hanau hem had toegeschoven, met een: »passez outre."

De donkerbruine tint van den Franschen edelman verschoot tot een geelbleek van onheilspellende beteekenis; hij raadde aanhitsing; hij raadde bij zijn kweekeling een parti pris, om hem te trotseeren op een oogenblik, waarin het hem par respect humain onmogelijk was zijn gezag op beslissende wijze te handhaven. In zulk eene dispositie moest alles, wat naar een verbod zweemde, tot overtreding uittergen, oordeelde hij, en met machtige zelfbeheersching wendde hij den blik van Floris af en praatte met professor Merula, alsof hij de volkomene zekerheid had dat zijn wenk zou worden opgevolgd. En werkelijk, hetzij de gewoonte der volgzaamheid, die zich onwillekeurig deed gelden, hetzij het zinken van den overmoed, bij ’t gemis van een prikkel, die weer plaats gaf aan een opkomend beter gevoel, Floris sloeg de hand aan den beker, maar… om dien weg te schuiven, en met luide stem beval hij Allendorff hem water te schenken. Dat verbleeken van dat indrukwekkend gelaat, waarnaar hij gewoon was met eerbied, met liefde op te zien, roerde hem tot in de ziel, ondanks alles wat daar binnen in hem woelde en raasde; dit zeide het hem, dat het althans hooge ernst was met dezen raad! en dat afwenden van een oog, dat gewoon was altijd het zijne te zoeken, kwam hem nu nog meer onverdragelijk voor, dan te voren het doordringend gadeslaan. Hoewel de weinige woorden, die er tusschen hem en zijn Gouverneur gewisseld waren, nauwelijks door de naastbijzittenden waren opgemerkt, en niemand er de beteekenis van had kunnen gissen, dan Hanau alleen, was het Floris toch of hij de la Rivière had weerstaan ten aanhoore van al die menschen, en of er tusschen hem en dien man iets verbroken was,