Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/313

Deze pagina is proefgelezen

slechts door enkelen was opgemerkt, kwam Allendorff tegelijk aankondigen, dat de optocht der schutteren zich in beweging had gesteld, en dat het gezelschap werd uitgenoodigd, zich naar een ander vertrek te begeven, om van daar den stoet te kunnen gadeslaan. Dit was het sein tot een algemeenen opstand, dien de beide jonge edellieden wel hoopten te gebruiken naar hun eigen believen. Floris, die nu maar ééne gedachte meer had, en noch geduld om te wachten, noch hoofd tot overleg, was verdwenen zonder Albrecht te waarschuwen; de la Rivière had hem zien gaan, maar had zich niet in zijn weg gesteld, slechts toen de Graaf van Hanau hem wilde volgen, werd deze door hem staande gehouden en na eene korte woordenwisseling met zeer veel hoffelijkheid naar een der vensters gevoerd, als naar eene eereplaats, die hem toekwam, tusschen den Burgemeester van Leiden en mijnheer Dousa! De jonge edelman scheen zoo overbluft door hetgeen de Fransche heer hem had gezegd, dat hij zich zonder tegenstand in zijn noodlot schikte. Floris had zich intusschen, zonder op iets te achten of met iets te rekenen dan met zijn idée fixe, recht door naar het vertrek begeven, waar hij Francijntje had aangetroffen. Wel bleef hij een oogenblik den ring van de deur tusschen de trillende vingers houden, zonder dat hij besluiten kon dien te gebruiken; wel was het hem of alles rondom hem draaide, of de deur terugweek, waartegen hij het gloeiende voorhoofd liet rusten, maar toch hij overmeesterde zijne ontroering en trad binnen. In ’t eerst zag hij niets; was dat lamplicht zóó flauw, of waren zijne oogen beneveld, of was niemand daar? Neen toch, eene vrouwelijke gestalte bewoog zich in het vertrek.

»FRANCIJNTJE!!" riep de jonge Graaf op een toon van wilde hartstochtelijkheid, toch door schroom getemperd.

»Die is niet meer hier, Jonker!"

Het was de stem van vrouw Hubrechts, welke dit antwoord gaf Floris had in zijne verbijstering niet eens aan de mogelijkheid gedacht dat het meisje niet meer in dat vertrek, dat zij niet meer in zijn huis zou kunnen zijn! Nog kon hij zich dat laatste niet voorstellen.

»Waar is zij?" vroeg hij met eene stem schor van aandoening.

»Ze is naar huis gegaan! zij had willen blijven om den boel te helpen opredderen, maar uw Fransche Gouverneur is geko-