Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/315

Deze pagina is proefgelezen

Floris zweeg, maar de Gouverneur voelde een brandenden traan op zijne hand neerdroppelen, aan het oog van den jongen Graaf ontgleden.

»Hoe gaat het u nu, Floris? " vroeg hij met zachte meewarigheid.

»Heel slecht, en toch… beter!" werd hem geantwoord, terwijl eene hand van koortshitte gloeiend de zijne drukte.

De Fransche edelman leidde hem de zaal binnen, voerde hem naar een armstoel en week niet meer van zijne zijde. Hoe gaarne hij hem rust had gegeven, men moest zijne figuur redden voor de menschen, en dat gelukte vrij wel. De Leidsche bevolking was al ruim voldaan, toen zij den jongen Graaf kon zien en begroeten in dat prachtig gewaad, waarvan de waarde van mond tot mond werd besproken, en, al sprekende vergroot; maar de doodarme weversgezel, die met zijne vrijster aan den arm was komen kijken, zou hem zeker niet hebben benijd, zoo hij had kunnen weten, wat daaronder gedragen werd. De schutteren hadden gansch geen recht tot klagen, zij werden bedankt voor hun huldebewijs, uit naam van den Leidschen magistraat, de professoren en den Graaf van Culemborg, bij monde van den Pensionaris, en zij werden in hunnen Doelen onthaald op bier en deelwijn, door de regeering geschonken. De aanzienlijke gasten hadden eenige compassie voor de zichtbare vermoeidheid van hun jeugdigen gastheer, zij namen afscheid zoo haast de optocht was voorbijgetrokken; zij verklaarden zich zeer voldaan, en zij roemden het feestmaal! — Het al ten genoege van Burgemeester Alartsz, die oordeelde dat in ieder opzicht de waardigheid van den huize Culemborg goed was opgehouden: »En, ziet ge wel dat ik gelijk had met den dienst van dat jonge meisje in te roepen; dus heeft er orde en keurigheid geheerscht," sprak hij tot de la Rivière, in de zegepraal zijner welgelukte vinding.

»Het blijkt in trouwe dat het zóó heeft moeten zijn!" hernam deze met een blik van diepe bekommering op den jongen Graaf.

Een half uur later zat de la Rivière bij het bed van Floris, en bleef dien nacht bij hem waken. Hij durfde hem niet alleen laten. In plaats van de rust, die men wachten kon bij zoo kennelijke afmatting, was er verheffing van koorts gevolgd, en vla-