Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/32

Deze pagina is proefgelezen

gezelschap, en dat alles ten behoeve van een enkel jong mensch, van een student, die zeker te Leiden nog daarbij zijne praeceptoren en professoren had. Dat is toch wat omslachtig en wel wat kostbaar zelfs voor eene grafelijke beurs en men verlangt er het waarom van te weten. Wij zullen dat billijk verlangen te tijd en wijle voldoen, slechts hebben wij nu haast met zijne persoonlijke kennismaking. Wij kunnen daartoe het beste komen als wij hem gadeslaan van het oogenblik af, waarop hij zich scheidde van zijne geleiders. Wij moeten dus terug naar de tent, terug naar den olifant, waar ons medegevoel in den pijnlijken toestand deelt van een allerliefst jong meisje, naar de kleeding te ootdeelen uit den deftigen middenstand, dat door een drom vechtende boeren, van haar gezelschap gescheiden, in hare eerste verwarring of door eene onwillekeurige, zenuwachtige beweging den arm heeft losgelaten van den eenigen cavalier, die haar was bijgebleven, en dat nu, verstoken van alle hulp, door schrik, vermoeienis en benauwdheid dreigt neer te storten midden onder den woesten hoop, die haar omringt. ’t Is niet om in te denken, wat er van het bevallig schepsel zoude geworden zijn, zoo dat werkelijk gebeurd ware; de burger linker, die haar beschermer had moeten zijn, was al lang zijwaarts afgedrongen en dacht er niet aan; hij had al moeite genoeg om er zich zelven door heen te werken, zonder met de messen en vuisten der botren in aanraking te komen. Maar wie er op dacht in zijne plaats, dat was juist de aanzienlijke jonkman, dien wij voor u willen doen optreden. Hij zag den gëeider afdeinzen, het meisje verbIeeken en wankelen, hij berekende snel en met innige deernis de kwade kansen, die zij liep en de mogelijkheid harer redding bij spoedige hulp, en zonder iets anders te berekenen, zonder te overwegen of zijn eigene dierbare en belangrijke persoon hierbij volkomen ongedeerd zoude blijven, of hoe de heeren, aan wier hoede hij was toevertrouwd, zijn verbreken van hun reglement van orde zouden opnemen — alleen gehoor gevende aan de stem van het mededoogen, rukte hij zich los van zijne geleiders om zijne beide armen vrij te hebben, keerde zich tot het halfbezwijmde meisje, dat dreigde neer te storten, vatte haar om den middel en wrong zich met haar door de menschenmassa heen met eene behendigheid, eene volharding en eene wilskracht, die in dezen buitengewone lichaamskracht moest vergoeden, want hoewel groot voor zijn leeftijd,