Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/320

Deze pagina is proefgelezen

eenige regelen, en gaf deze Allendorff, ter bezorging aan Joffer Lantscroon. De kamerdienaar draaide het papier tusschen de vingeren en scheen te aarzelen.

»Het heeft spoed, Allendorff!"

»De mamsel… is hier! Zij is…"

»C’est une bénéiction du ciel!" riep de Fransche edelman, zijne gewone terughouding vergetende van blijdschap.

»Zij is alle dagen hier geweest, en maakt alles gereed wat de Graaf gebruikt, maar ik wist niet of ik het zeggen mocht."

»Verzoek haar hier te komen!"

»Eindelijk!" verzuchtte Francijntje, met tranen in de oogen, toen zij de la Rivière zag, die haar buiten het ziekenvertrek was te gemoet gegaan.» Ik mag hem dan nog weerzien vóór hij sterft!"

»Wees kalm, mijn kind! zijn leven is niet in gevaar, maar zooals hij nu leeft is het erger dan de dood… Wees gezegend voor uwe komst, ik wacht het heil van… maar toch ik moet u vragen… of gij wel zijt besloten?"

»Ik ben het! Ik heb zóó ondenkelijk veel geleden in den laatsten tijd — ik ook heb gestreden en geaarzeld om de vreeze der menschen, maar, nu niet meer. Gij hebt mij eens gezegd, dat ik van niemand raad moest nemen dan van mijn hart en mijne consciëntie, nu dan die beide zeiden mij dat ik hier moest zijn… ik wachtte slechts op uw wenk."

»Nu dan, treed binnen, wij zullen zien wat de Heer werken wil door uwe hand."

Francijntje trad binnen en voor het ziekbed. Er kwam een glimlach op het gelaat van Floris, maar hij hief het hoofd niet op. »Floris!" sprak het meisje met zacht bewogene stem, »ik verlangde naar u, ik kom u zien…" Geen antwoord. »Floris ziet ge mij?" liet zij volgen met eene stem, wat scherper en schriller door ontroering.

»Ik zie u altijd! maar niet als ze mij storen… Ach! ze storen mij zoo vaak en dan… jagen ze u weg… de la Rivière vooral, hij wil niet dat ik u zien zal."

»Niemand zal mij nu wegdrijven… gij ziet wel dat ik hier rustig bij u ga zitten," sprak zij, de daad bij het woord voegende, en daarop zijne hand in de hare nemende, bleef ze hem teederlijk aanzien.