Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/326

Deze pagina is proefgelezen

men had dien te verdienen, en er werkelijk in slaagde de booze profetie te beschamen, die de prinses de Chimay in hare gekrenktheid eens over hem had uitgesproken: »dat de Jonker van Culemborg meer aanleg had om een verwilderde student te worden, dan een welgemanierd en ridderlijk edelman." Hij onderscheidde zich door minzaamheid en fijne wellevendheid, op zulke wijze, dat een geur van die liefelijke eigenschappen zijn naam is bijgebleven naar het getuigenis van Huygens, die in zijne speelreize zegt:


En ’t scheelde Culenburgh de helft van ons behagen,
Dat wij ’t soo deun, soo korts, soo voll Vianens zagen:
Maar sijn beleefde Heer vercierde ’t met zijn woord.


De Burgemeester van Culemborg zelf merkte op dat zijn jeugdige heer zachter en inschikkelijker werd; — niet vreemd, zijn stil geluk, zijn zoet geheim werkte mede tot gelijkmoedigheid van zijn humeur en deed hem heenzien over de kleine lasten, dit: voormaals stof gaven tot allerlei weerspraak en krakeel, door Floris nu met lachende opgeruimdheid vermeden. Meester Alartsz schreef deze veranderde dispositie toe aan het vorderen zijner jaren; hij was met het laatst van Mei 1594 zijn achttiende jaar ingetreden, en men kon het hem aanzien op iedere wijze, dat hij zich »toereedde om een welverstandig en bedachtzaam man te worden," oordeelden velen met den Burgemeester. De la Rivière, schoon hij wel recht had zich zelven een deel toe te kennen van die gunstige uitkomst, wist echter te goed wie de Egeria was, die deze houding inspireerde, om er zich veel op te laten voorstaan; daarbij, hij verheugde zich met bevinge… en hij had er oorzaak toe… als men gissen kan. Hij liet met vuur spelen; er kon brand ontstaan; hij rekende op Francijntje met alle recht en reden, maar Floris was niet in hun bond, en het meisje dat in hem nog meer den geredde zag, dan den geliefde, had eene teedere bekommering voor zijn wel wezen, die haar inschikkelijk maakte voor zijne luimen, en de zoete dwang die hij over haar wist te oefenen, toonde zich uit haar toeleven aan wenschen, door de la Rivière gewraakt; het oogenblik kon komen, dat hij niet langer tevreden zou zijn met zijn kalm geluk. Wat dan? De la Rivière kon het niet doordenken, zonder eene huivering, maar toch… nog altijd waren de symptomen gunstig