Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/335

Deze pagina is proefgelezen

tusschen den Graaf en mij; ik voelde mij nooit meer rustig en welgemoed in zijn bijwezen… ik sidderde voor zijn blik, de minstbeduidende vraag trof mij soms, als een aanvang van onderzoek. O, Francijntje, Francijntje! gij weet niet wat het is zijn vader beleedigd te hebben, en hem te vreezen!"

»Neen, Goddank! dat weet ik niet, wel wat het zegt te vreezen voor het gevaar van zijn leven, en dat dacht me al een heel groot ongeluk, maar ik zie, daar is erger!"

»Ja, er is erger!… De Graaf merkte mijne schuwheid wel op en… hij wilde mij liefde toonen om die te verwinnen, doch mijn hart was reeds al te zeer verdeeld… ik had moeten aanvangen met hem alles te belijden, en somwijlen voelde ik mij daartoe geneigd, maar ach, Francijntje! het was of het zoo wezen moest, juist dát trof ik hem in eene luim van koele strengheid, die mij denken deed aan zijne hardheid, aan zijne heftigheid en die mij van alle vertrouwen afschrikte!"

»Dat is wel jammer, want zooveel kwaad hadt gij toch niet gedaan; mijn Hemel! het was toch uwe moeder."

»Het was een groot kwaad in zijne oogen; daarbij de listen die ik had moeten gebruiken, het bedrog, waarop Beringen mij africhtte, de misleiding mijner bestierders en de omstandigheid, dat ik den eerste in gevaar bracht; dat men mij vragen zoude naar de brieven der Gravin… die niemand lezen mocht, gij begrijpt mij."

»Dat alles moest u terughouden, ongelukkiglijk!"

»Wel ongelukkig! want dus geraakte ik geheel in de macht van Beringen; geheel in de macht der Gravin. Omstreeks mijn vijftiende jaar wilde zij verandering brengen in mijne leefwijze, in mijne omgeving; ik weet nu dat ze wijs en wel deed, maar dat kon nauwelijks anders geschieden dan door geweld en oproer, zij betrok mij in dat hetwelk zij voorhad, zij deed mij instemmen, zooveel doenlijk handelen zelfs, in de maatregelen, die zij nam tegen mijn vader. Beringen, haar gemachtigde, deelde veel geld uit onder de luiden tot Culemborg, en toen zij eindelijk zelve verscheen, wist zij dat zij den Graaf kon trotseeren in zijne eigen stad en slot. Zijne onderdanen zouden hem zijn afgevallen, zoo hij zich tegen haar had verzet! De wederkomst mijner moeder was het sein tot de vreeselijkste huiselijke tooneelen, daarmee ik u het harte niet wil verscheuren; het sein ook tot verwarring in