Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/344

Deze pagina is proefgelezen

ware er iets ruchtbaar geworden van ’t geen wij duchten, dan nog zou de la Rivière het voor ons weten goed te maken, hij is zoo’n behendig man!"

»Dat is hij zeker… maar zeg mij, Floris, was het na de ontvangst van die… boodschap uit ’t Hage, dat uw Gouverneur het plan van het Valkenburgsche tochtje heeft afgesteld?" vroeg Francijntje den gang harer eigene gedachten volgende.

»Och ja! maar daar komt het niet bij te pas, geloof mij toch," sprak hij met wat ongeduld, »ok ben veel meer ongerust dat er ietwes anders besproken zal worden tusschen die beide Heeren."

»Zeg mij dat andere!" hield zij aan.

»Mijn aanstaand vertrek naar Culemborg, en ik ben eigenlijk zeer beducht, dat er van deze of gene zijde pogingen worden gedaan, om dat vertrek te bespoedigen!"

»Dat zou nog niet het ergste zijn"sprak Francijntje met naïveteit, »maar waaruit vreest ge dat, Floris?"

»Zie, melieve! ik had er u niet af willen spreken om bestwil, om u niet ongerust te maken, maar nu ge mij tot mededeelingen perst, zal ik alles uitzeggen. De Burgemeester is, zooals ge weet, een dag of wat naar Culemborg geweest, in dien tusschentijd hebben we hier een gecommitteerde van den Graaf gehad, waarmede mijn Gouverneur gansch geen mondgemeenschap heeft konnen houden, omdat hij geene andere taal kent dan plat Geldersch, zooals men dat tot Culemborg spreekt. Hij was bijgevolg argwanend en soms wel wat lastig… hij heeft mij een paar malen te kennen gegeven dat de borgerij van ’t Graafschap niet zonderlinge zeer gediend was met mijn verblijf tot Leiden en met mijn Franschen Gouverneur, en dat men mij volgaarne weer op het slot of in de stad zoude zien! Hij hoopte mij in dezelfde disposities te vinden; doch gij begrijpt wat hij daarop ten antwoord kreeg…

»En… is die argwanende man nog hier?" vroeg Francijntje wat onrustig.

»Nu de Burgemeester gekeerd is, heeft Cornelis Floris Leenaerszt, zoo heet hij, zijn afscheid van ons genomen en dezen huize verlaten… maar hij is nog in Leiden, en hij niet alleen, want gisteravond toen de la Rivière naar ’s Hage was vertrokken, is hier aangekomen, een andere figuur uit Culemborg, die mij niet bevalt!"