Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/354

Deze pagina is proefgelezen

handen niet zoo kwalijk betrouwd als hij meent," sprak Francijntje, met zooveel waardigheid, of zij eene geborene Gravinne van Culemborg ware. Voor de la Rivière, hoe ook ontrust door de beteekenis, die er aan het gebeurde scheen gehecht te worden, hadden de woorden van Francijntje een geruststellenden zin; hij kende haar te goed om haar zoo licht te veroordeelen, zelfs waar de schijn tegen haar was; maar den Burgemeester was het niet gegeven een blik in hare ziel te slaan en hij riep spottend:

»Gij triomfeert wat al te vroeg, juffertje! Gij zijt nog niet door het graafschap gehuldigd!"

»Ik begrijp niet, waarop gij zinspeelt," zei de la Rivière, den Burgemeester vragend aanziende, die met drift antwoordde:

»Op niets minder dan dit, dat de jonge Graaf hier voor mijne oogen zich plechtiglijk heeft verloofd met dat meisje en haar zijn grafelijken zegelring aan de rechterhand heeft gestoken, tot pand van trouw."

»Gij neemt dat voor ernst?" hernam de la Rivière, het hoofd schuddende met een schouderophalen. »Hoe komt het in u op, die kinderen hebben gespeeld en zij hebben u willen plagen, is het zoo niet, Joffer Lantscroon?"

Francijntje zweeg verlegen en zuchtte.

Een sombere wolk betrok het gelaat van den Gouverneur.

»Daar is de Graaf terug, laat hij zelf getuigen of hij ’t gemeend heeft," sprak Alartsz.

Floris reikte de la Rivière zwijgend een kleinen beker; de blik, dien deze met hem wisselde, terwijl hij zijn »merci tres cher" van de lippen liet vallen, zeide meer dan duizend woorden! het was eene mengeling van dank en deernis, van meewarigheid en smartelijke onrust tevens. De Fransche edelman scheen werkelijk behoefte te hebben aan wat lafenis; hij dronk met opzettelijke langzaamheid; zonderling, niemand sprak daar, nu die man als het sein tot zwijgen had gegeven. De Burgemeester zijne drift verkroppende onder de spanning van het oogenblik, had zich zijwaarts af teruggetrokken; zijn zoon had zich bij hem gevoegd; Francijntje had de wijk genomen achter den stoel van de la Rivière, zoo ver mogelijk van Alartsz af, die niet laten kon haar met grimmige blikken aan te zien. Floris was bij zijn Gouverneur blijven staan; deze zette den beker neer, vatte de hand van den jongen Graaf, waaraan het belangrijk kleinood gemist werd, en vroeg toen, hem wat scherp in de oogen ziende: