Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/359

Deze pagina is proefgelezen

was nog onverkoeld, en voor den strijd, dien hij te harer wille zoude moeten voeren, was hij vaardig; hij was niet afgemat en smachtende naar den vrede, zooals de la Rivière zich dat voorstelde; hij had zich gespaard ter verdediging van dat ééne punt, dat hij niet meende op te geven. Men las het uit den gloed, die zijne oogen verlevendigde, toen hij voortging: »Dat ik den spot zoude drijven, met zulke ernstige zake, met een vroom en deugdelijk meisje als dit hier! dat zeker zult gij, mijnheer, gij, och wel niet van mij gelooven. Dan voorzeker zou ik u oorzaak gegeven hebben mij hard te behandelen en met uwe minachting te treffen! Neen, op mijn woord, het was niet uit kortswijl, dat ik mijn zegelring als onderpand van trouwe aan haar vinger heb gestoken, het was mij ernst en het was haar recht, het gold hier eene eereherstelling."

»Seigneur Dieu!" riep de la Rivière met ontzetting en bracht de handen naar het hoofd, als duizelde het hem in het brein. Maar de Burgemeester, die zijne bedoeling had begrepen en toejuichte, stelde hem gerust door half toornig, half spottend uit te roepen:

»De Jonker weet niet wat hij zegt. Eereherstelling! om een paar hartige woordjes, die ik tegen…, de Joffer heb gebruikt (hij durfde de verloofde van Pallant Culemborg nu toch waarlijk geene deerne noemen) uit onwilover dat zottelijk geteem, daarmee zij den jeugdigen Heer trachtte om te leiden."

»Meester Alartsz!" riep Floris opstuivende; maar de la Rivière had zich hervat, wierp Floris een blik toe, die hem deed verstommen; richtte zich toen op, legde hem de hand op den schouder en sprak eenige woorden in een zacht rad Fransch, voor niemand dan zijn leerling verstaanbaar; maar ook voor dezen verstaanbaar genoeg om den gloed van den hartstocht op zijne kaken te doen verbleeken; de Fransche edelman keerde zich daarna van hem af en naar Francijntje toe.

»En heeft joffer Lantscroon het noodig geacht die… eereherstelling aan te nemen?" vroeg hij, haar aanziende met beduidenis en op een toon, waarvan hij hoopte dat zij de bedoeling zou vatten.

Maar zij antwoordde met levendigheid: »Zij moest wel, monsieur de la Rivière!"

»Het zij verre van mij eene jonkvrouw als joffer Lantscroon voor te schrijven wat zij heeft te doen en te laten op zoo teeder