Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/37

Deze pagina is proefgelezen

»Och! nu wordt het gekscheren," zei ze, wat pruilend het praatje afbrekende en voor zich ziende, terwijl zij heel ijverig gebruik maakte van haar zilveren reukdoosje; doch welhaast hervatte zij hare beschouwing van het »wonderdier" en kreeg opnieuw behoefte hare opmerkingen mede te deelen.

»Wat heeft hij aardige, levendige oogen voor zoo’n plomp beest! en hij kijkt er uit precies als een schrander mensch, hij ziet me aan of bij het hoort, dat we van hem spreken! neen, in trouwe, jonker! hij ziet naar mij of hij me wat te zeggen beeft…"

»Hij wil u zeggen, wat ge van mij niet hooren wilt, dat gij het aardigste meisje zijt dat hem nog voor oogen is gekomen," lispelde Floris, maar zij toonde zich nu niet gebelgd over het compliment à bout portant, want zij luisterde niet; de olifant hield haar al te veel bezig. »Certeyn, ik bedrieg mij niet, ’t is of hij die rare, rekkelijke slurp naar mij uitsteekt. Kan het ook wezen, dat hij de jutteperen ruikt, die ik in mijn tast je heb; die heer in Oud-Testamentische kleederdracht zei zooeven, dat hij van vruchten houdt."

»Als gij wilt en durft, kunt gij hem gerust uwe peren aanbieden, hij zal er u afhelpen, al ware het een mand vol," hernam jonker Floris lachende.

»Ik wil, en ik durf," zei ze moedig, en haalde eene peer uit haar tasje te voorschijn, die zeer behendiglijk door den slurp werd aangenomen; en onmiddellijk door datzelfde voertuig naar den mond gebracht, tot groote verbazing der omstanders en niet geringe voldoening van de juffer, die er nog eene aan waagde, en nog eene, en nog eene, totdat haar gansche voorraad verorberd was, en de uitdeeling moest ophouden, iets, waarover zij zich bij den olifant, die haar teleurgesteld aanzag, verontschuldigde met zooveel goedhartigen spijt, dat het jammer was dat hij haar niet kon verstaan.

De aardigheid der vertooning voor dit deel der toeschouwers moest nu ten laatste ook een eind nemen; om het te doen begrijpen, deed men den maaier der rijstvelden, altijd door middel van zijn elastieken slurp nog eens het blikken bakje aanbieden, met zwijgend verzoek om eene nieuwe gift, ten behoeve van »den heer op zijn Oud-Testamentsch gekleed" (alias den Cornac) wiens conventioneel Oostersch kostuum onze juffer aan de figuren uit