Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/39

Deze pagina is proefgelezen

mij de eere en ’t genoegen gunnen u verder te geleiden, waar gij wezen wilt of waar gij thuis hoort…"

»Ik meene zoo haast nog niet naar huis te gaan, jonker!" sprak zij een weinig spotachtig, »en dan nog zou het wel wat ver zijn voor u… om mij thuis te brengen."

»Zoo het u gelust nog wat op de kermis te trantelen, bied ik mij volgaarne aan, u daarbij te vergezellen," sprak de jonge Graaf schielijk, doch zijn makker stootte hem zachtjes aan, als achtte hij dit voorstel onvoegzaam.

Maar het meisje antwoordde nu met zachten ernst: »Dat zou gansch niet passen, jonker, noch voor u, noch voor mij. Ik mocht wel in drang van nood en om niet in perikel te blijven van doodgedrukt of vertreden te worden, dankelijk den dienst aannemen van den Graaf van Culemborg, maar om simpelijk voor mijn vermaak hem als geleijonker aan te nemen, om langs markt en kramen te lanterfanten, alsof hij mijns gelijke ware… dat mag ik niet, dat zou mij niet voegen; en dat zou opspraak geven;… daarbij," eindigde zij met een schalksch lachje en op schertsenden toon: »Wat zou de Burgemeester zeggen, en Monsieur de la Rivière, uw Françoyse gouverneur, en de andere heeren van uw huis!"

De jonge edelman maakte eene beweging van verwondering en antwoordde wat verdrietelijk: »Gij schijnt goed onderricht van mijn naam en conditie, joffer… Wat mij belangt, ik ben zoomin gewoon dien te verhelen als er mee te pronken… Gij vergist u niet, ik ben de Graaf van Culemborg, die de jonge wordt bijgenaamd, of wel simpelijk Graaf Floris, of jonker van Pallant, dat mij het beste vleit, zoolang mijn geliefde Heer vader leeft en regeert;… doch verschoon me, hoe kent ge mij? "

»Wel jonker! ik ben de dochter van een Leidsch burger, en wie die te Leiden woont zou u niet kennen! Meent Uwe Genade wellicht, dat de jonker van Pallant (als ge u zoo liever laat noemen, wij onder ons zeggen altijd: de Graaf), dat de jonge Heer van Culemborg onder de menigte der ordinaire studenten mee doorloopt, zonder opgemerkt te worden?"

»Lacen! maar al te waar," zuchtte Floris met kluchtige spijt, »de overmaat van zorge, waarmede men mijn persoon omringt, moet mij wel aanduiden aan elks nieuwsgierigheid!"

Het meisje knikte, glimlachte en zag hem aan met hare spre-