Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/397

Deze pagina is proefgelezen

gewoonte kwam, om hem af te halen, werden wij niet bij hem toegelaten; ik zag toen wel dat er iets bijzonders moest zijn voorgevallen, en iets dat niet vroolijk was. Alle gezichten stonden strak, de la Rivière en de Burgemeester waren niet te zien, en waren niet eens aan tafel gekomen", vertelde mij Zwaerdecroon, die er niets van begreep, dat men hem alleen eten liet, De Jonker bleef op zijne kamer met Aart Amelisz, die mij zeggen kwam, dat ik wel zou doen tegen den avond eens terug te komen, en zonder mijn broeder, omdat Floris, als het mogelijk was, mij alleen wilde spreken. Alzoo deed ik; Allendorff zei mij, dat ik in den tuin zou gaan; ik vond Floris, wandelend met de la Rivière in een vertrouwelijk onderhoud. Alles scheen zeer wel tusschen hen, en de Gouverneur had in zijn toon tegen den Graaf eene roerende teerheid, die ik weekheid zou noemen als het een ander gold. Het was of het hem op het harte lag dat hen scheiding wachtte."

»Zoo is ’t, dat kan men voorgevoelen," sprak Francijntje, de hand op het hart leggende, »mij ook is het zóó geweest in die laatste zware ure… maar nu… het verdere Hendrik" sprak zij met moedige zelfbeheersching, »Mijnheer de la Rivière deed dus zijn best om het leed te verzachten, dat hij moest toebrengen, niet waar?"

»Dat was blijkbaar, en hij was goed op weg om daar in te slagen; ik zag wel dat mijne komst eenige stoornis bracht in hun gesprek; maar Floris scheen toch tevreden mij te zien, en de la Rivière stelde voor onder den grooten kastanjeboom nog wat »te kortavonden"daar de zomerlucht zoo mild was en den Graaf goed deed. Nauwelijks hadden wij ons echter gezet of daar kwam de Burgemeester den tuin in met een verbouwereerd gezicht en eene verlegene houding, die ons reeds terstond iets kwaads voorspelde. Hij trad naar de la Rivière toe, en. vroeg hem op een neerslachtigen, weifelenden toon, of hij zoo goed wilde zijn hem even naar de kamer te volgen, daar er luiden waren die hun gezamenlijk iets hadden aan te dienen. De la Rivière boog zich toestemmend en volgde terstond. Floris wilde meegaan, maar de Gouverneur ontzegde hem dat, vond nog een schertsend woord om hem gerust te stellen, en beval mij, dat ik hem wat zoude occupeeren. Zoo ving ik aan naar u te vragen; de Jonker had behoefte zich aan mij uit te storten, en zoo vernam ik alles