Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/404

Deze pagina is proefgelezen

goed schijnt te hebben afgelegd, maar als Gecommitteerde van de Staten-Generaal, begeleid door Mr. Sebastiaan Losen, Raad van State, zijn mede-gecommitteerde," die hem als tolk diende, en gesteund door eenige Staatsche ruiteren met hun cornet, voor ’t geval dat er zwarigheid werd gemaakt tegen het voltrekken van zijn last, die geen andere was dan deze: den jongen Grave van Culemborg op te eischen en naar Culemborg te geleiden bij zijn vader, waar hij met verlof der GENERALE STATEN zes weken of drie maanden zou vertoeven, blijvende evenwel onder hunne sauve-garde, waarom Hunne Hoogmogenden hunnerzijds op de middelen, zijne reize te vervorderen, hadden voorzien.

»Die van Culemborg trokken af met lange gezichten; toch in ’t heimeIijk verblijd, dat de Gordiaansche knoop, daarin zij zich verward hadden, dus werd doorgehakt; want de positie begon onhoudbaar te worden; Floris had gedreigd spijze noch drank te zullen nemen, zoolang zij in zijn huis vertoefden look was de Burgemeester zoo verheugd den Gouverneur weer te zien, dat hij van pure vreugd hem zelf de deur opende; de blijdschap van Zijne Genade behoef ik ulieden niet te beschrijven."

En wij ook niet aan onze lezers en lezeressen — enkele harer zullen misschien nog willen weten hoe het later met sommige hoofden bijpersonen is afgeloopen. Onder de laatsten valt Zwaerdecroon ons het eerst in het oog. Tegelijk met de la Rivière ontslagen, wist hij zich te troosten door de gedachte, dat hij een schat van vrijen tijd won, die hem gelegenheid schonk zich geheel te wijden aan het commentarieeren van een Griekschen Codex, waarin hij zich toch reeds zoozeer verdiept had, dat het rumoer om hem heen, hem daaruit ternauwernood opschrikte, en hem dan nog slechts als uitwendige hindernis trof zonder dat hij er de beteekenis van vatte.

Aart Amelisz werd door de la Rivière aangewezen, om Floris mede naar Culemborg te vergezellen en bleef diens eenige leermeestel tot de aanstelling van den welgeleerden Arnoldus Oostcampius, als principalen gouverneur in September 1594. Floris, uit Culemborg teruggekeerd, hield zich destijds te ’s Hage op en schijnt tegen het hervatten zijner studiën, bovenal tegen het wederkeeren naar Leiden te hebben opgezien, althans wij vinden een schrijven van zijn vader, waarbij hij aangemaand wordt naar Leiden, naar den huize van Frans Lantscroon weder te keeren,