Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/405

Deze pagina is proefgelezen

en zijne studiën nu eenen tijd lanck opgehouden, met meer vlijt te continueeren "met zijn tegenzin om het huis van Lantscroon opnieuw te betrekken, schijnt men niet gerekend te hebben. In Januari dringt hij opnieuw aan, »om van eene andere woning verzien te worden." Wie of wat Arnoldus Oostcampius verder was dan een »welgeleerde", is ons niet gebleken. Door den ouden Pallant-Culemborg gekozen, genoot hij diens volle vertrouwen, Grooten invloed schijnt hij echter niet op Floris geoefend te hebben, daar het hem noodig is geweest zijn gezag door Burgemeester Alartsz te laten rugsteunen, als kennelijk is uit eene dépêche des Graven aan den laatste gericht onder dato Februari, waarin hij dezen voor een tijd naar Culemborg opontbiedt, »alsoo die saeke met den nieuwen »schoolmeyster" zich nu wel schikken zal"en waarbij het hem aanbevolen wordt Floris te vermanen »vlytlgh te leeren en deugdelyk zich te beneerstlgen!"

Wij houden het voor waarschijnlijk, dat onze student zich in dit tijdperk eenigszins heeft geëmancipeerd en verstrooiingen zal gezocht en gevonden hebben, waarvan de la Rivière en Francijntje Lantscroon hem voormaals zachtelijk wisten af te houden.

Tot in; 1596 treffen wij hem aan, zoo te Leiden als te ’s Hage, »geassisteerd" door den Burgemeester. In datzelfde jaar echter verliet hij de academie tot eene buitenlandsche reis, waarbij, behalve Oostcampius, ook Dominus Modet hem vergezelde.

Bij zijne terugkomst smachtte de oude Pallant-Culemborg naar het gezelschap en de liefde van zijn eenigen zoon; beide gewerden hem. Floris betoonde zich niet slechts een eerbiedig zoon, maar hoe meer heldere blikken hij konde werpen op het leven en het gemoedsbestaan zijner moeder, hoe beter hij zich kon verzoenen met den harden dwang die te harer oorzaak op zijne jeugd had gedrukt; des te lichter kon hij verklaren en verschoonen, wat hem in den liefhebbenden vader had tegengestaan. Tot zelfs de financieele bezwaren, waarmede men hem zelven en zijne omgeving het leven had verbitterd, hadden, als hem later duidelijk werd, hunne herkomst van haar; nauwelijks was haar gemaal overleden, of zij ving aan, haar zoon in gelijke moeielijkheden te verwikkelen. De rechtskennis, die deze, onder alles door had opgedaan aan de academie, kwam hem in zijn verder leven zeer te baat, en niet het minst tegen de vorderingen en vexaties zijner familie, de Gravin niet uitgezonderd.