Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/411

Deze pagina is proefgelezen

ondernemen, om het onmogelijke mogelijk te maken! Ik zal den last dragen van mijn rang…"

»Wij hebben ook niet anders gewacht, Genadige Heer,"sprak Hendrik verruimd.

»Wees gij gelukkig, Hendrik" vervolgde Floris, »gij verdient het en gij zult haar ook gelukkig maken. Ik… ik zal ook zien tot een hijlik te komen. Mijne gehoorigen wenschen het zeer en gaan mij aan met vele smeekingen; mijne vrienden en verwanten dringen; ik ben ’t verschuldigd aan de handhouding van mijn naam en huis, het is ook in dezen: noblesse oblige. Er wordt onderhandeld over mijne verbintenis met eene jonkvrouw, evenboortig met mij, wier deugden men prijst… Acht gij het na deze mededeeling nog altijd noodig naar Engeland te trekken, Hendrik?" vroeg hij met trouwhartigheid.

»Vergeef het mij, Floris, maar… het was haar verlangen, dat ik haar niet naar Culemborg zoude voeren…"

»En het verlangen van Francijntje Lantscroon moeten wij beiden eerbiedigen," sprak Floris van Pallant met zachte aandoening, terwijl hij hem de hand reikte.

De Jonkvrouw, evenboortig met hem, wier deugden hem geprezen waren, huwde Floris II nog in datzelfde jaar. Het was Katharina, dochter van den Graaf Willem van den Berg en van Maria, Gravin van Nassau, oudste zuster van Willem van Oranje. Hij trof in haar eene liefhebbende, minnelijke gade; zij vond in hem een zachtmoedig en voorkomend echtgenoot, haar getrouw, ondanks de vrije zeden van zijn stand en tijd: zij bracht hem goederen en heerlijkheden aan; maar zijn naam en geslacht won niets bij dit vorstelijk huwelijk, hij stierf kinderloos en zijn Graafschap ging na zijn dood over aan den Graaf van Waldeck-Pyrmont, den zoon zijner halfzuster.

En nu, zeer geduldige lezers en lezeressen, die ons tot hiertoe gevolgd zijt, hebben wij de taak volbracht die wij ons hadden voorgesteld! Wij hebben u Floris van Culemborg vertoond in zijne jonkheid en studentenleven. De vriend die ons daartoe het eerst heeft opgewekt [1], deed het met de woorden van een oud

  1. Dr. G. D. J. Schotel, in zijn leven van Floris I en II, aan wiens werk ik groote verplichting heb in dezen, niet slechts om hetgeen ik er in vond,"