Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/50

Deze pagina is proefgelezen

disch, maar geen der aanwezigen, behalve Hendrik, nam plaats; tot zijne groote teleurstelling werd hem vooreerst van al die degelijke gerechten niets aangeboden, en hij zag ook niemand aanstalten maken om ze voor te dienen. Wel was het reeds over den tijd van het gewone middagmaal, maar men had voor heden dit laatste uitgesteld tot dat alle genoodigden van hunne kermiswandeling zouden zijn weergekeerd, en behalve Francijntje en de beide dochters van den huize met een nichtje en de jongelieden, die haar vergezeld hadden, was er nog niemand gekomen. Er werd dus niet aan gedacht om het feestmaal aan te vangen, en toen de dienstvaardige gastheer met het gulhartigste gelaat van de wereld Floris een groot en roemer frisschen kruiderwijn toebracht, en de bescheidene gastvrouw schichtig een korfje met perziken voor hem neerzette, konden ze wel niet denken dat ze hun aanzienlijken gast eene geheime teleurstelling bereidden. Zij hadden hem genood tot eene lichte versnapering voor den eten; in hem kwam de lust op, om van het eenvoudig maar degelijk gastmaal zijn deel te nemen. Francijntje scheen met vrouwelijk instinct iets van dit verlangen te raden, en zoo zij nog rancune hield tegen haar tochtgenoot, bleek die echter niet machtig om de ingeboren eigenschap der vrouwelijke zorgzaamheid te onderdrukken: althans men zag haar parlementeeren met hare moei en de nichten, en als vrucht van die onderhandeling bood ze weldra zelve den jonker eene deugdelijke snede van een der monster-tulbanden, vóór den bestemden tijd in zijne onschendbaarheid aangerand door de kracht van hare welsprekendheid; dat was voorwaar eene overwinning, die niet iedere gastvrouw zou laten behalen, zelfs niet ten gevalle van een Graaf; of de laatste de belangrijkheid van het offer ten volle besefte, durven wij niet verzekeren, maar wel, dat de wijze waarop het hem werd gebracht, hem met een gevoel van blijdschap vervulde, waarbij hem de eetlust verging. Francijntje kwam ongevergd tot hem terug. Francijntje stelde hem uit zich zelve in de gelegenheid om opnieuw een woord en een blik met haar te wisselen. Zij was dus niet zóó vertoornd als hij vreesde, en hij in hare oogen niet zoo onwaardig, als hij zich zelf begon te beschouwen. En toch! schamele uitkomst, zoo het scheen, van hare edelmoedige poging, hij roerde de lekkernij niet aan, en hij had geene gevatheid om de juffer iets te zeggen in dien oogenblik; slechts zag hij haar