Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/54

Deze pagina is proefgelezen

zucht, die gevoed werd door alles wat hem omgaf, en gewoon het middelpunt te zijn, waarom alles zich wendde en draaide. twijfelde de Graaf er niet aan, of de geheele wereld was ten allen tijde gereed tot zijn dienst. Zelf deed hij nu de vraag (met alle hoffelijke gemeenzaamheid, zooals vanzelf spreekt) aan de studenten, aan wien van zijn gezelschap zij het bericht hadden gegeven, dat hij hun had opgedragen.

De jongelieden keken elkander aan en begonnen te lachen: »Gantsch Felten, jonker! Uw Burgemeester hebben wij vergeten, wij hadden om zooveel anders te denken!"

»Dat is een gek geval!"

»’t Is te vreezen dat uw Mentor zijn Telemachus nog op de kermis loopt te zoeken!"

Floris bracht de hand aan het voorhoofd, met eene beweging van verdriet of onrust…

»Ontstel u niet, jonker", voegde de andere student hem toe, »Flip Leenaertsz is een plaaggeest, die u wat kwellen wil; de waarheid is, dat wij niet zelven in de occasie zijn geweest om uw bericht over te brengen, maar een paar van de onzen hebben Jacobus Prouninck ontmoet met Mr. Aart Amelisz, en ik geloof wel, dat ze hun \’t een en ander van u verteld hebben!"

»De Hemel weet wat ze dan verteld hebben!" riep Hendrik verschrikt, daarop zacht tot den Graaf: »Ge ziet, Floris, dat we nu onverwijld voort moeten."

»De jonge Graaf van Culemborg zal ons de eere doen, den dag met ons over te brengen!" verkondigde op eens de gastheer met luide stem en met zekere plechtigheid aan de andere zijde van het vertrek.

De mare werd op datzelfde oogenblik door alle aanwezigen herhaald, zoo niet met eenparige blijdschap (want niet allen wachtten daarvan groote aanwinst voor de feestvreugde), maar toch met die luide verwondering, die voor geestdrift kon gelden.

»Dat is immers malligheid," sprak Flip Leenaertsz tot zijn vriend halfluid, zoodat Floris het kon verstaan, »de jonker van Pallant kan zoo maar niet komen en hier blijven als ieder gewoon mensch!"

»Waarom niet?" vroeg Floris, die hem verstaan had, zichtbaar gekrenkt.

»Als men gezegend is met zulk eene hofhouding, Graaf…"