Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/58

Deze pagina is proefgelezen

blijven. »Hoe is dit, Jacob?" riep zijne vrouw hem toe, »leidt ge nu den edelen Heer weg, we meenden juist aan tafel te gaan; alle genooden zijn bijeen, daar is Simon de Breede ook!"

De laatste, die zich terstond na zijn binnentreden tot Francijntje had begeven, werd vrij stug ontvangen, en onder voorwendsel van het »toemaken" der salade, met geen enkelen blik verwaardigd. De arme jonkman, die de oorzaak van deze ontvangst meende te moeten zoeken in zijn gebrek aan moed en tegenwoordigheid van geest in een periculeus moment, ten overstaan zijner dame, bleef druilend naast haar staan, als om het gunstige oogenblik af te wachten voor ophelderingen en verontschuldigingen.

»De jonker wil naar den molen!" sprak Jeremias, zijne vrouw toewenkende.

»Voorwaar, neen! dat kan wachten," hernam Floris, die de zwijgende scène tusschen Francijntje en Simon had gadegeslagen, »de wille der gastvrouw zij ons allen eene wet!"

Dat hij zich echter met volkomene gewilligheid aan die wet onderwierp, toen deze hem daarop noodde de plaats in te nemen aan het hooger einde, tusschen haar zelve en haar echtgenoot, durven wij niet verzekeren, althans hij bleef aarzelend staan, als iemand, die nog hoopt op eene andere uitspraak.

»En nu, kinderen!" riep de gastheer, »kieze ieder uwer zijne plaats en zijne buurvrouw, ’t is wel geene bruiloft, maar een bonte rei mag ik wel zien!"

De bonte rei vormde zich lustig en snel, ten aanschouwe van Floris, die stond te trappelen van spijt en in zijn binnenste zijne gansche grafelijkheid verwenschte, die hem overal als eene hindernis zijner vrijheid in den weg stond, en die hem nu weer zou vastketenen aan een hooger einde tusschen twee oude lieden in, zonder dat hij wist hoe dit treurig lot te ontgaan.

De studenten zagen zijn jammer en kwamen hem te hulp als goede makkers.

Als bij zwijgende afspraak wipten ze ieder aan eene zijde van Francijntje Lantscroon, nog voor dat Simon, die wat langzaam en lakoniek van aard scheen en nog daarenboven gedrukt ging onder den toorn zijner dame had kunnen besluiten dit voorrecht te nemen; nu echter eischte hij het voor zich, op grond »dat het voor heden aan hem was joffer Lantscroon op te passen."