Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/59

Deze pagina is proefgelezen

»Dat’s mogelijk, maar ge hebt dien plicht zoo slecht betracht, dat ge alle aanspraak op dat recht verloren hebt," sprak de een.

»En ge moet nu de penitentie dragen, die we u opleggen, of zoo niet… we zullen u voor het veemgericht dagen van onze academische jongelingschap, die er op staat dat men de jofferen eeren zal en beschermen," voegde de ander er bij.

»En wat zegt joffer Lantscroon daartoe, moet ik dat zóó opgeven?" vroeg Simon.

»Wat zal ik daarin spreken, meester de Breede, ik heb al genoeg verdriet en overlast geleden door uwe verachteloozing; nooit of \’t nimmer ga ik weer met u naar eene kermis."

»Ik kan wel anderen krijgen," hernam hij, meer verbitterd dan bedroefd en sloop weg, om zijn geluk aan eene andere zijde van de tafel te beproeven.

»Eilieve, Heer Graaf, neem toch uw gemak," sprak Jacob Jeremias, »en luister maar niet naar het gekal van dat volkje dáár, ze krakeelen meest om de pret van ’t verzoenen." Met een pijnlijk gezicht wilde Floris zich onderwerpen.

»Wel nu nog mooier!" riep Flip Leenaertsz, »meester Jacob Jeremias meent ge uw nobelen gast nu gansch en al voor U zelven te houden! de plaats naast uwe nicht komt hem toe! die hebben wij voor hem bewaard en verzekerd."

»Verschoont mij, Heeren; Zijne Grafelijke Genade zoo maar onder de jongelieden te zetten, dat gaat niet," sprak de gastheer.

»Maar ben ik dan oud?" riep Floris levendig.

»Maar uw rang… edele Heer!"

»Wat ik u bidden mag, mijn waarde gastheer, zoo ge wilt dat ik dezen dag eenig genoegen zal smaken in uw huis, wil dan in mij den Graaf vergeten, zooals ik dat zelf hoop te doen… onderscheid mij niet van de anderen en laat me staan of zitten dáár, waar me de meeste vroolijkheid wacht."

»Kom hier, Floris! hier tusschen ons en Fransje Lantscroon!" juichten de studenten, voldaan over dit manifest.

»Zoo de joffer het mij veroorlooft," sprak hij snel naar hen toekomende.

»Och gekheid, zoo iets moet ge niet vragen!" fluisterde Flip hem aanstootende, »de joffers zeggen altijd neen, als ze »ja" meenen."

Francijntje zei geen neen, maar ze zweeg strak, en bleef voor