Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/83

Deze pagina is proefgelezen

dezen niet aansprakelijk stellen voor alles, wat daarin is gebeurd. Sinds 1564 bewoonde hij het niet meer in eigenlijken zin, kwam er niet dan vluchtig, bij dringende gelegenheden of in ’t geheim; maar stelde het open met zijne bekende gastvrijheid voor vrienden en bondgenooten, aan wier samenkomsten hij wel niet altijd heeft deelgenomen, maar op wier besluiten en verbintenissen hij rechtstreeks of middellijk zijn invloed heeft geoefend, al is het ook dat hij zelf daarbij niet het meeste op den voorgrond treedt.

»Het volk heeft zoomin als Alba verzuimd zijn aandeel in het bevrijdingswerk te gedenken, het zong:


„Den edelen Heer van Bredero soet,
„Item den Graef van Nassau dat edel bloet,
       „Seer ingenieus
„Den Grave van Culemborch metter spoed,
       „Vive vive le gueux,
„Dese hebben ons verlost van den Cardinael
„En van kettermeesters in ’t generael,
„En van den Bisschop zeer pompeus.
„Dus roepen wij al te mael:
       „Vive vive le gueux!”


Maar, verzet tegen den Kardinaal, tegen de bisschoppen, tegen de Inquisitie, was nog niet (althans niet naar ’t gevoelen der Verbonden edelen) de oproervaan planten tegen den Koning, noch rechtstreeks partij kiezen voor de Hervorming, en van Pallant kwam niet tot het eerste, dan gedreven door den uitersten drang der omstandigheden, en besloot tot het laatste, niet dan na lange aarzeling en rijp beraad. Geen wonder! Erfzoon uit een geslacht, aan het huis van Bourgondië verwant, en aan dat van Oostenrijk verbonden door opeenvolging van gunsten, kon de neef van Elizabeth van Culemborg, de edelman, door de eigene hand van Keizer Karel V tot ridder geslagen, aan het Hof van Maria van Hongarije opgevoed, door Philips II zelf met voorkomendheid bejegend, bedenkingen hebben van kieschheid en voorzichtigheid, zelfs bij de vurigste belangstelling in de zaak der vrijheid. Hoe! de Keizer had nog vóór zijn afstand, te zijner gunste de Heerlijkheid Culemborg, die hem moest toevallen, tot een Graafschap verheven, en de eerste Graaf van Culemborg, zou zonder den uitersten nooddwang des Keizers zoon de gehoorzaamheid opzeggen,