Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/89

Deze pagina is proefgelezen

hofmeesters en stalmeesters van edelen huize, die orde stelden op de huishouding; zij had bewaarders van ’t zilverwerk, van de garderobe, van de wapenkamer; zij had zich bijgevolg met de huiselijke aangelegenheden niet te bemoeien, en slechts eenig perk te stellen aan persoonlijke spilzucht, om haar gemaal voldoening te geven en hem niet tegen te werken in zijne pogingen tot herstel van de misbruiken en wanorden, die hij poogde te hervormen.

Maar de loszinnige Sidonia, hoe behaagziek ook, scheen haar zucht om te behagen niet uit te strekken tot haar gemaal. Zij gaf hem billijke oorzaak tot misnoegen niet slechts, maar recht tot verdenking harer getrouwheid; dat laatste was meer dan zijne lijdzaamheid kon dragen, en de uitbarsting van zijn toorn was te heftiger, naarmate hij reeds lang andere grieven had opgekropt. Hartstochtelijke gramschap is eene kwade raadsvrouw; de Graaf, in plaats van eene poging te doen om de wankelende vrouw opgericht te houden, en tot haar plicht terug te brengen, liet haar aan haar zelve over, stelde haar bloot aan al de gevolgen eener ledelijke verlatenheid, en tegelijk gaf hij haar ter prooie aan den laster, door de opzien barende wijze, waarop hij zich van haar verwijderde. Niet slechts vrienden en verwanten, maar ook dienaren en onderdanen werden gemoeid in de hooggaande echtelijke twist, die sommigen tot geheim leedvermaak, anderen tot droefheid en ergernis was, Zeer zeker was de Gravin schuldig. Zij was het reeds, omdat zij den schijn des kwaads niet had gemeden, omdat zij zich blindelings had overgegeven aan hare zucht tot vermaak, zonder er op te achten dat zij haar gemaal daarmee in ’t harte krenkte, wiens geest tot hoogeren ernst en stille ingetogenheid was gestemd, na een leven vol strijd en beproeving: maar er is reden om te gelooven, dat hare schuld toen nog niet zóó groot is geweest als de heftige, wij zouden haast zeggen, onberaden handelwijze des Graven scheen te bewijzen, en men komt tot de onderstelling, dat hij zich in dezen meer heeft laten leiden door de vrees, dat men verschooning zou aanzien voor zwakheid, of voor berusting in gedragingen, die hij moest afkeuren, dan wel door die wijze bedachtzaamheid en door die christelijke gematigdheid, die hij allereerst had behooren te oefenen jegens eene gade, welke dan ook de mate harer schuld mocht zijn, Maar de toorn en de arg-