Pagina:Bosboom-Toussaint, Een Leidsch student in 1593 enz (1888).pdf/98

Deze pagina is proefgelezen

Zelfs buiten zijn grafelijk gebied in zijne heerlijkheden deed hij zijn invloed gelden om het Evangelie te doen verkondigen, en trage of flauwhartige predikanten door meer ijverige te doen vervangen. De leeraren, die hij aanstelde, werden wel uitdrukkelijk bevolen herderlijk toezicht en tucht te oefenen, zoowel op de Christenen in hunne huisgezinnen, als in de gemeenten, Ge magistraat en de politieke raden van den Graaf zelf vlijtiglijk te vermanen, »ten einde de nieuwe ordening beter voortganck mogte hebben, veel te lang hadden zij geflauwt, gedissimuleert, en gecontinueerd."

Men proeft Modet en gelijkgezinde predikanten, strenge voorstanders der censuur, en wel geneigd de hand mede aan ’t roer te slaan, uit deze en dergelijke ordonnantiën. Wij kunnen het den Graaf niet ten kwade duiden, dat hij ze uitvaardigde, dat hij zich door dien invloed leiden liet, maar een goed deel zijner onderhoorigen in stad en graafschap en in zijne eigen heerlijkheden behoorde nog tot de Roomsche kerk, of bleef in ’t geheim haar vasthouden, al hadden ze zich ook openlijk met de Hervormden vereenigd, en in de magistraat zelve werden zoodanige dubbelzinnige Gereformeerden gevonden, op wie de censuur, zooals Modet c. s. gewoon waren die te oefenen, eene zeer ongunstige uitwerking moest hebben, en al had de Graaf zich juist niet opzettelijk gesteld de onderdrukker te zijn zijner Katholieke onderdanen, al behoorden zij te erkennen dat zulke reactie, door hunne priester- en monnikenheerschappij was uitgelokt, zijne Katholieke onderdanen konden niet zonder smart en niet dan met ongeduld en onrust zulke verandering van inzichten en regeeringswijze gadeslaan, te minder daar de opvoeding, die aan den jeugdigen Graaf werd gegeven, hun voor de toekomst geene ruimere uitzichten bood.

Was het wonder dat dezen het oog heenwendden naar de Gravin, die, niet wettig van haar gemaal gescheiden, bij ontstentenis of minderjarigheid, ongetwijfeld een groot deel van ’t gezag in handen zou krijgen, zoo al niet het regentschap haar werd toegekend. En de Gravin verzuimde wel niet hunne verwachtingen te vleien, hunne hoop aan te moedigen, hun geheim misnoegen aan te stoken, en op een bepaald doel te richten.

Uit dit samenstemmen met de Roomsche partij heeft men willen opmaken, dat Philippa-Sidonia tot de Roomsche kerk hoorde,