Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/110

Deze pagina is proefgelezen

ooit een was, van Karel van Bourgondië bij eene gebeurtenis, zoo beslissend voor de grootheid en macht van dezen, als er te Trier werd beraamd, niet met werkzame onrust had toegezien, niet openlijk of in ’t geheim de hand had geslagen in het spel, dat dezen zooveel zou geven of weigeren. Karel had, sedert hij Hertog was, nog geen vijand tegen zich zien opstaan, waarvan hij niet heimelijke of openlijke bondgenoot was geworden; had nooit om eene teleurstelling gestampvoet, die hij niet mede had voorbereid; had nooit eene zegepraal gevierd, die hij niet had vergald; had nooit een feestgalm aangeheven, waarin hij geen valschen toon had gemengd. Ook nu was hij met meer ijver werkzaam, daar hij, in het mislukken dezer onderneming, voor den gehaten nog iets anders zag dan eene teleurstelling; daar hij er eene schrede in zag tot zijn val. Maar ook, zoo zij gelukte! — de beurt zou aan Lodewijk zijn; hij voelde het, zij moest niet gelukken; het mocht hem kosten opofferingen zoovele er noodig waren; zij moest niet gelukken!

Gerustgesteld en geleid door den schranderen, maar, met opzicht tot een vorigen meester, liefdeloozen raad van Commines, gaf hij zelf den Hertog speling van tijd tot de reize, door een verlengden wapenstilstand, overzag de gewone inbreuken op dezen, en oefende het geduld van de kat, die de muis zich vermeiden laat in hare dartelheid, totdat zij haar greep zeker weet.

Maar intusschen gebruikte hij tevens de list van den vos, om dien greep zeker te maken. De Duitsche adel moest tegen den Hertog worden opgeruid en verbitterd; den Keizer achterdocht tegen hem worden ingeboezemd; het volk vrees, aangejaagd voor zijne heerschzucht, die onverzadelijk werd genoemd. Schijn en waarheid, lastering en feit, bewijs en vermoeden, alles mocht worden gebruikt, alles dooreengemengd; en zonderling pleit het voor lijn helder doorzicht, voor zijne menschenkennis: wat hij meende leugen te zijn en voor waarheid veilde, was waarheid in het brein van Karel den Stouten.

Het was Lodewijk, die durfde zeggen, dat Karel’s hand naar meer zoude grijpen dan naar de kroon van Bourgondië dat zij zich uitstrekken zou naar de Roomsche Koningskroon, naar den staf van het Keizerrijk, naar de gansche heerschappij over